Bijlage 29
VERSLAG der Vereeniging voor het verstrekken
van warm voedsel aan arme schoolkinderen
te ’s-Gravenhage, over 1905/1906.
Wij staan weer aan het begin van het gure jaargetijde.
Velen zien de koude en donkere dagen onbezorgd te gemoet.
In de huisgezinnen worden toebereidselen gemaakt om den
winter rustig in te gaan. Verwarmingstoestellen worden aange
bracht, de kamers worden gezellig ingericht, door kleeden en
tapijten wordt de koude geweerd, en zoo toegerust, verheugen
zich velen in het vooruitzicht van de genietingen, die de ge
zelligheid en het huiselijk verkeer zullen aanbrengen.
Maar zijn er velen, die zich in het bezit van aardsche
goederen verheugen, nog grooter is het getal van hen, die
den winter met zorg en angst zien naderen. De werkman,
die zoo gaarne in het zweet zijns aanschijns arbeiden zou,
ten einde zich en de zijnen van het noodige te voorzien,
wordt dikwijls geheel buiten zijn schuld tot werkloosheid
gedoemd. De weduwe, met een talrijk kroost, heeft niets
om hare kinderen te voeden en te kleeden. De winter met
al zijne verschrikking brengt in vele huisgezinnen armoede
en gebrek.
Het is onze roeping, weldadige stadgenooten, die armoede
te lenigen, dat gebrek zooveel mogelijk te voorkomen door
te helpen en te steunen, door te doen wat onze hand vindt
om te doen. Gelukkig wordt bij het zien van zooveel leed
het weldadigheidsgevoel opgewekt’. Tal van vereenigingen
brengen langs verschillende wegen bijstand en verzachting
aan, en ook de „Vereenigiging voor het verstrekken van
warm voedsel aan arme schoolkinderen” roept U op om wel
te doen. Zij doet dat vol vertrouwen, omdat zij U kan wijzen
op den nuttigen arbeid, dien zij verricht en op de goede
resultaten van haar werk.
In den vorigen winter werden van 11 December 1905 tot
17 Maart 1906 gemiddeld 1084 kinderen per dag door onze
vereeniging gespijsd, en aan de kinderen der openbare be
waarscholen werd dagelijks een glas warme melk verstrekt.
De voeding heeft plaats in de Gymnastieklokalen der ge
meente, onder toezicht van eene Presidente, bijgestaan door
eenige dames. Wij noodigen allen, die in de voeding van