37 De Kamer had met belangstelling vernomen, dat die invoering werd overwogen. In de eerste plaats stelde de Minister de vraag, in hoe verre wellicht door particulieren in voldoende mate in de behoefte van het geldverkeer wordt voorzien. Wat de groote steden betreft, werd naar het oordeel der Kamer in ’t alge meen zeer zeker door de talrijke bankiers, bankinstellingen en kassiers, alsmede door den dienst der postwissel en der postquitanties aan de behoefte tot het verrichten van ver schillende financieele transacties tegemoet gekomen. Noch- thans zou naar hare overtuiging ook in de groote steden een post cheque en girodienst een vruchtbaar~-terrein voor zijn werkzaamheid vinden onder de kleinere handelaren, welke vele betalingen tot betrekkelijk kleine bedragen hebben te doen en anderzijds ook weder dikwijls door postwissels en postquitanties het bedrag hunner vorderingen ontvangen. Voor deze categorie zou de cheque- en girodienst niet alleen een besparing van kosten ten gevolge hebben, maar tevens het niet gering te schatten voordeel, dat hunne beschikbare gelden, zonder dat zij daarvoor eenige maatregel behoeven te nemen, veilig worden bewaard. Voor het platteland gelden deze voordeelen natuurlijk even zeer, doch daar zal het chèque- en giroverkeer der posterijen tevens voorzien in de behoefte, waaraan door den particulieren geldhandel niet kan worden voldaan voor die kleine plaatsen, waar geen loonende werkkring voor een kassier is te vinden. Het voordeel eener absoluut vertrouwbare bewaarplaats voor beschikbare gelden, waarover toch tot het doen van betalingen kan worden beschikt, zonder zich persoonlijk naar het wel licht op geruimen afstand gelegen kantoor der posterijen te begeven, zou naar het oordeel der Kamer door zeer velen, ook particulieren, op prijs worden gesteld. Waar overigens in die landen, waar de posterijen ook dezen tak van dienst onder hun beheer opnamen, daarvan een zeer druk gebruik wordt gemaakt, zoowel door particulieren als door banken en den Staat zelf (de Kamer dacht hierbij in het bizonder aan Oostenrijk), zou ook het Nederlandsche publiek spoedig de voordeelen en gemakken van deze instel ling leeren inzien. Met de regeling, welke door den Minister was ontworpen, kon de Kamer zich in het algemeen vereenigen. Een opmerking veroorloofde zij zich daaromtrent. Was zij juist ingelicht, dan geschiedt in Oostenrijk een overschrijving van de eene rekening op de andere, waarbij dus de kas der posterijen niet wordt aangesproken, zonder betaling van commissieloon. De berekening van '/s% commissie vindt toch we! zijn grond hierin, dat men een zeker kassaldo steeds beschikbaar moet VERSLA& DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. 3O

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 808