I
39
I’
12
wijze onder dak gebracht: soms in een gewoon pakhuis,
■waarvan dan een gedeelte op hoogst primitieve wijze was
afgeschoten, een anderen keer in een schuurtje met een
houten vloer, enz., terwijl de toegang tot die geïmproviseerde
stalgelegenheden vaak ook zeer gebrekkig is.
In een dezer gevallen werd met behulp van art. 116 der
Bouw- en Woonverordening aangedrongen op een betere
inrichting van de stalling van een hit en werd door den
eigenaar van het perceel een geheel nieuwe stal gemaakt
met waterdichten vloer, stankvrijen urine afvoer en venti-
latiekoker met steenen zuigkap.
Nog werd een onvoldoend ingerichte mestput van een
paardenstal aangetroffen, waarbij bleek dat de eigenaar geen
vergunning had voor het hebben van een mestverzameling.
Door den betrokkene werd vergunning daarvoor gevraagd,
waardoor toepassing van art. 134 Bouw- en Woonverordening
verzekerd was.
In een paar gevallen werden paardenstallen in- of in de
nabijheid van een woning ontruimd en als bergplaats of
pakhuis in gebruik genomen.
Een meer stelselmatige toepassing van de desbetreffende
bepalingen van de Bouw- en Woonverordening is, naar de
meening onzer Commissie, zeer gewenscht, daar door de
onvoldoende inrichting van stallen en mestputten op den
duur een niet geringe bodemverontreiniging moet ontstaan.
Naar aanleiding van ingekomen klachten werd door de
Commissie na onderzoek geconstateerd, dat een gedeelte van
het van de asch- en vuilnisstaal afkomstige waardelooze vuil
in een deel der gemeente werd gebezigd tot ophooging van
bouwgronden, in sommige gevallen waarschijnlijk ook voor
ophooging van den grondslag van gebouwen. Zulks kwam
der Commissie, zelfs waar het enkel ophooging van tuintjes
en trottoirs betreft, geenszins onschadelijk voor. Al mag
toch na langer tijdsverloop worden gerekend op zelfreiniging
van den bodem, zeker mag daarop niet worden gerekend
binnen den tijd, die verloopt tusschen het storten van het
vuil en de ingebruikneming van de huizen, nog daargelaten
dat de omliggende reeds bewoonde huizen direct de nadeelen
van het storten van dit vuil kunnen ondervinden.
De Commissie drong derhalve bij Burg, en Weth., in af
wachting van de nieuwe Bouw- en Woonverordening, aan
op scherp toezicht, wat betreft de naleving van de bepaling
van art. 36 al. 3 van de verordening, regelende de Bouw-
politie, waarbij verboden was het gebruik van voor de
gezondheid schadelijke stoffen tot ophooging van den grond
slag van nieuw op te richten gebouwen.
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.