5
39
17
„Het vervoer van lompen over de openbare straat of over
„de tot den openbaren dienst bestemde vaarwaters mag niet
„anders geschieden dan in geheel dichte en goed gesloten
„vervoermiddelen, of in gave, niet doorzichtige, geheel ge
floten en stevig toegebonden verpakking”.
Mede naar aanleiding van ingekomen klachten werd door
de Commissie een onderzoek ingesteld naar den toestand
van een viertal zoogenaamde inkoopplaatsen van lompen en
beenderen. Een van die vier bleek een formeele bewaar- en
sorteerplaats te zijn: vergunning krachtens de Hinderwet
ontbrak natuurlijk, omdat het een „inkoopplaats” heette te zijn.
Geen der vier „inkoopplaatsen”, die feitelijk allen tevens
bewaarplaatsen waren, voldeed aan de eischen, die op
hygiënisch gebied aan dergelijke inrichtingen gesteld mogen
worden.
Onder overlegging van een lijst van niet minder dan 42
hier ter stede bestaande „inkoopplaatsen” van lompen en
beenderen en onder verwijzing naar de arresten van den
Hoogen Raad van 2 en 29 Januari 1906 (W. 8322 en 8334),
gaf de Commissie aan Burgemeester en Wethouders in over
weging om op al die „in- en verkoopplaatsen” van lompen
en beenderen de bepalingen van de Hinderwet toe te passen.
Aan den Hoofdinspecteur werd geadviseerd in zake een
verzoek om vergunning tot het uitbreiden van eene bewaar
plaats van lompen en beenderen aan de Kleine Brouwerstraat,
door bijtrekking van een perceel aan de Kleine Bagijnestraat.
De Commissie drong er op aan, dat de nieuwe vergunning
niet zou worden verleend, tenzij onder de voorwaarde, dat
de beenderen in deze inrichting zouden worden bewaard
uitsluitend in gesloten ijzeren bussen. Overigens bestond
bij haar tegen het inwilligen van het verzoek geen bezwaar.
Door Burgemeester en Wethouders werd voor een proef
tijd, die 1 Maart 1909 zal zijn verstreken, vergunning ver
leend vpor de oprichting van een huidenzouterij aan de
Approchestraat, zulks na ingewonnen advies van den Hoofd
inspecteur van de Volksgezondheid, die op zijne beurt weer
advies aan de Commissie had gevraagd.
Bij het systematisch woningonderzoek bleek een huiden
pakhuis met huidenzouterij aan den Zuid Buitensingel stank
te veroorzaken in de daarboven gelegen woning. Bij nader
onderzoek kwam aan het licht, dat de vloer der tot huiden-
zoutery bestemde lokaliteit in een zeer slechten toestand
verkeerde: die vloer was geheel uitgesleten, vol gaten en
geulen en zonder twijfel poreus; de rompmuren waren van
dien aard, dat de vraag rees of zij wel ooit ondoordringbaar
waren geweest; een plafond ontbrak behalve in die gedeelten,
waarboven zich de kantoren en de woning bevinden, maar
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.