39
23
terwijl het bezwaar van latere bebouwing der omgeving
niet te ontgaan schijnt, aangezien men gebonden is aaneen
niet te grooten afstand van de stad en het beschikbaar zijn
van waterwegen en spoorverbinding.
De Commissie meent dan ook, dat, wat de ligging betreft,
er geen beter terrein binnen de gemeente beschikbaar is.
b. Omtrent vorm en grootte van het terrein komen in de
„Nota” zelve eenige bedenkingen voor, die der Commissie
niet zonder gewicht toeschenen. „De voorkeur ware te geven
„aan een terrein van meer vierkanten vorm”, zegt de „Nota”,
maar wanneer mag aangenomen worden, dat een meer
langwerpige vorm niet per se aan een behoorlijke plaatsing
van de gebouwen behoeft in den weg te staan, zou men
zich bij den vorm van het gekozen terrein gereedelijk kun
nen neerleggen, waie het niet, dat de breedte van het ter
rein onvoldoende voorkomt. Het is niet de totale grootte,
maar het is de te geringe breedte van het terrein, die niet
toelaat om de losplaats voor vee, de slachthal voor runderen
en de spoorbanen zoodanig in te richten, als eigenlijk toch
wel zeer wenschelpk mag heeten. Latere uitbreiding van de
slachthal voor varkens en het plaatsen van een gebouw
voor het ontsmetten van spoorwegwaggons vragen eveneens
meerdere breedte van terrein, dan thans beschikbaar is.
Vooral een gelegenheid voor het ontsmetten van spoor
wegwaggons lijkt ons op het terrein van een openbaar slacht
huis zoo niet onmisbaar, dan toch zeer noodig, terwijl het
overigens bijna van zelf spreekt, dat men bij het bouwen
van een abattoir voor een zich zoo sterk uitbreidende ge
meente als ’s-Gravenhage den geheelen opzet liever wat te
ruim, dan te krap moet nemen. De vorm van het gekozen
terrein is dan ook naar de meening der Commissie de
oorzaak van een niet geheel bevredigende indeeling der ge
bouwen: de Commissie zou het dus ten zeerste betreuren,
wanneer niet alsnog ernstige pogingen werden aangewend,
om aan het terrein een meer vierkanten vorm te geven.
Met het oog op latere stadsuitbreiding zal het bovendien
zeer gewenscht zyn, een vrije strook van behoorlijke breedte,
langs het geheele slachthuisterrein onbebouwd te laten.
c. De algemeene indeeling van het plan hangt natuurlijk
samen niet alleen met den vorm, maar ook met de ligging
van het terrein, welke laatste het noodig maakt om den
ingang te houden aan de noord oostzijde. Verkieselijker zou
geweest zijn een terrein, welks ligging een ingang aan de
zuid westzyde zou hebben medegebracht, omdat, zooals de
„Nota” opmerkt, alsdan de hier meest heerschende Z.W. wind,
niet de geuren van de achter op dat terrein te plaatsen
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.