39 27 1 d. in zake den bouw van een stal met koetshuis en boven woning achter de rooilijn van het Frankenslag, op grond van den hinder voor de omgeving, welken het oprichten daar ter plaatse van nog een paardenstal (er staan reeds 3 stallen) zou met zich brengen; Burg, en Weth. berichtten echter later, gelijk boven reeds werd vermeld, dat deze stal door toevallige omstandigheden kon worden beschouwd als „bijge bouw van een villa aan den Scheveningschen weg, zoodat deze bouw niet kon tegengehouden worden; e. in zake den verbouw van een perceel gelegen op meer dan 10 M. achter de rooilijn van de Haringkade, met de bedoeling er een beneden- en bovenwoning van te maken, op grond dat het niet wenschelijk was in het hier bedoelde nauwe slop een hoogere bebouwing toe te laten en de bestaande woning bovendien slechts een oppervlakte had van nauwe lijks 25 M2. De Commissie plaatst zich bij de beoordeeling van derge lijke aanvragen op het standpunt, dat bouw achter de rooilijn niet behoort te worden toegestaan, tenzij er zeer veel ruimte onbebouwd blijft. Zij keurt beslist af de redeneering, dat men dergelijken bouw niet moet bemoeilijken, tenzij in geval van ernstige belemmering van de toetreding van licht en van lucht voor bestaande perceelen. Het Gemeentebestuur schynt hierover echter anders te denken en voelt blijkbaar weinig voor het zooveel mogelijk open houden van de terreinen achter de perceelen aan de straat. In één der bovenbedoelde gevallen werd het advies der Commissie op zij gezet onder anderen op grond, dat als men die ingesloten terreinen ongebruikt liet, de grondprijzen aan de straat daardoor te zeer zouden stijgen! Alsof niet elke verordening, die een te dichte bebouwing tegen gaat, eerder de strekking heeft de grondprijzen te doen dalen, aangezien zij het onbelemmerde productief-maken van den bouwgrond verhindert en daarmede de huuropbrengst per M2. moet drukken. Dat de daling der grondpryzen ten gevolge van dergelijke verordeningen nog niet met cijfers kan worden aangetoond, bewijst in dezen enkel, dat een dergelijke daling natuurlijk zeer wel door toename der bevolking en toename dienten gevolge van de vraag naar bouwgronden kan zijn opgewogen. Hoe dit ook zij, de Commissie meent er, voor zooveel in haar vermogen is, voor te moeten blijven waken, dat de aanwezige luchtruimte binnen bestaande bouwblokken zoo veel mogelyk behouden blijft en kan niet meer doen, dan aan het Gemeentebestuur een beter inzicht in deze zaken toewenschen. Intusschen worden, alsof de bebouwing nog niet dicht VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 903