I r i 39 1 82 1 il gaf aanleiding tot eene voorziening in hooger beroep bij Ge deputeerde Staten. De Raad toch bad op voorstel van Burgemeester en Wet houders wel onbewoonbaar verklaard de perceelen 26 -32 aldaar, maar verklaarde, dat er geen aanleiding bestond tot onbewoonbaar verklaring van de perceelen 83, 34, 35 en 36. Deze laatste perceelen werden geacht door het aanbrengen van verschillende verbeteringen in bewoonbaren staat te kunnen worden gebracht. Gedeputeerde Staten echter verklaarden ook de perceelen 33, 34, 35 en 36 Z.O. Buitensingel onbewoonbaar. Door den Gemeenteraad werden verder op voorstel van de Commissie onbewoonbaar verklaard perceel Voldersgracht 90 en de verdieping van perceel Voldersgracht 94, benevens de perceelen St. Jacobstraat 115, 117, 119, 121, 123, 125, 127. 129, 131, 141, 147, 151, 153, 155 en 157, Doubletstraat 49, 51, 53, 55, 57, 59, 61 en 63, Schedeldoekshaven 34, 36, 38, 40, 42, 44 en 46 en Spui 64, 68, 70, 72, 74, 76, 78, 80, 88, 90. 94, 98 en 100. De eigenaar van de perceelen Doubletstraat 49—63 kwam vruchteloos bij Gedeputeerde Staten in verzet. Inzake het voorstel der Commissie om de perceelen Roze- marijnstraat 23 en 25 onbewoonbaar te verklaren, besloot de Gemeenteraad, dat er geen aanleiding tot onbewoonbaarver- klaring dier perceelen bestond. Ook Burgemeester en Wet houders hadden geen vrijheid gevonden om in dezen tot onbewoonbaar verklaring te adviseerende toetreding van licht en lucht tot die perceelen was naar hun oordeel niet in die mate onvoldoende, dat, op grond daarvan alleen, onbe woonbaar verklaring mocht plaats hebben, terwijl naar hunne meening de perceelen zelven in zeer goeden toestand ver keerden, behoudens eenige vochtigheid van den buitenmuur van perceel 25. De Commissie vroeg voorziening bij Gedeputeerde Staten, wees er op dat het licht in de bedoelde perceelen invalt onder een hoek van ongeveer 81° op den horizon, en dat van een behoorlijke toetreding van lucht voor deze perceelen geen sprake kon zijn, terwijl op de bewering, dat de per ceelen zelven in een zeer goeden toestand zouden verkeeren, ook nog het noodige was af te dingen. Gedeputeerde Staten achtten de toetreding van licht en lucht in hooge mate onvoldoende, en constateerden dat de vochtigheid dezer woningen niet enkel te wijten was aan de zeer onvoldoende trasramen, doch tevens een noodwendig gevolg was van de bedompte en benauwde ligging. De per ceelen Rozemarijnstraat 28 en 25 werden dientengevolge door Gedeputeerde Staten onbewoonbaar verklaard. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 908