39
38
Intusschen mocht men aannemen dat met de afsluiting
van deze pomp een bron van besmetting gestopt was, en
de melkhandelaar maakte plannen om zijn geheele zaak te
verplaatsen naar een maagdelijk stuk grond, waar hij een
nieuwe inrichting liet bouwen.
Einde Mei echter nieuwe eruptie van typhusgevallen, thans
zoowel onder de klanten van den Rijswijkschen, als onder
die van een hier ter stede gevestigden melkhandelaar, welke
melkhandelaars hun melk betrokken van geheel verschillende
veehouders.
Bij onderzoek bleek den bovengenoemden Inspecteur dat
de melkhandelaar te Rijswijk sinds het laatst van April
koelwater haalde uit de gemeente-pomp aldaar, zulks in zijne
melkvaten. Hoewel reeds dadelijk moeilijk kon aangenomen
worden, dat dit door heel Rijswijk gebruikte water besmet
was, aangezien zich te Rijswyk geen typhusgevallen voor
deden, werd de melkhandelaar voorzichtigheidshalve nogmaals
overreed om niet anders dan leidingwater te gebruiken
en werden al zijne vaten op last'van den Inspecteur uit
gestoomd het water uit de gemeente-pomp te Rijswijk werd
bij onderzoek vrij van coli-bacillen bevonden. De nieuwe
inrichting van den hierbedoelden melkhandelaar kon echter
spoedig in gebruik genomen worden, zoodat er voor de
Commissie in dat stadium der zaak geen redenen bestonden
om verdere maatregelen tegen dezen melkhandelaar te
beramen.
De Haagsche melkhandelaar, onder wiens klanten typhus
was vooxgekomen, bleek als koelwater te gebruiken het
water uit een pomp op een welput, gelegen op 6 M. afstand
van een beerput en in de onmiddellijke nabijheid van een
mestput van een koeienstal. Ook deze melkhandelaar werd
door den Inspecteur aangemaand om uitsluitend leidingwater
te gebruiken, terwijl zijn vaten enz. onder controle van den
beambte der Commissie in de melkinrichting „de Landbouw"
werden uitgestoomd en het water uit zijn *pomp scheikundig
door het lid der Commissie, den heer Hofman, en op coli-
bacillen volgens de methode-Eykman door Dr. G. van Houtum
onderzocht werd. De conclusie van den Heer Hofman luidde,
dat het water als drinkwater geheel ongeschikt was en ook
voor elk ander gebruik in eene melkinrichting als onbi uikbaar
moest worden gequalificeerd, terwijl de door Dr. van Houtum
genomen proeven negatief resultaat opleverden. Op aandrang
der Commissie werd, aangezien het water niet weinig
ammonia bleek te bevatten, de pomp op de binnenplaats I
van de melkinrichting weggenomen en de looden toevoerbui8 j
tot bij de in den koeienstal geplaatste pomp opgebroken, j
terwijl aan Burgemeester en Wethouders onder meer in I
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.