I Lispelen. invloed als boven. jn t tandvleesch der bovenkaak 20 14 26 4 1 65 65 kinderen lispelden. 24 lispelden en stamelden. 89 kinderen lispelden. Lispelen. lispelden rechtszydig. linkszijdig. tuschen de tanden, alzijdig. door den neus. lispelaars. 20 zeiden een s voor z; 2 zeiden sj voor z; 1 zei j voor z. 6 ademden door den mond. 2 hadden syphilitsche tanden, 1 had zieke tanden. 2 waren in de tandwisseling, 1 was er nog voor. 19 zeiden de s goed, als de tanden op elkander stonden. 1 mist snijtanden. 1 had een overbetig gebit en maakte daardoor bij- be wegingen. 1 had een assymetrisch gelaat, (invloed op kaak, tanden, tong en lispelen). 3 hadden Rachitis. 1 had een hoog gehemelte. 2 maakten bovendien neusgeluid. 1 had een loopend oor. 1 had ’t gebruik uit een stuip. 1 had een moeder die naselt en een broer met zanger- puistjes. 5 hadden ’t gebrek in de familie. 1 had ’t uit stamelen overgehouden. 1 maakte bij bewegingen. Lispelen en stamelen. 12 lispelden tusschen de tanden. 6 rechtszijdig. linkszijdig. 24 lispelden; 9 lieten bij de z ’t stemelement weg, 3 zeiden sj voor s, 1 was mondademer, 1 had een openingetje ’n t tandvleesch der bovenkaak na ’t sluiten van een hazelip overgehouden, 1 had-syphilitsche tanden, 1 had geen snijtanden, 1 was in en 2 waren vóór de tandwisseling, 2 zeiden de s goed, als de tanden op elkaar stonden, 1 bracht de onderkaak naar voren, 2 hadden bovendien „algemeen stamelen”, 2 verstopt naselen, 1 zei geen h, 1 zei kng voor 11 VERSLAG ONDERW. AAN SPRAAKGEBR. LEERLINGEN. n fi

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 962