42 i 23 I 1 Een bank tot, het doen van ademhalingsoefeningen. Spiegels. Spatels. Metronome. Omtrent de 4 hooger genoemde groepen zijn eenige alge- nieene zaken op te merken, die men bij de straks volgende bespreking van afzonderlijke gevallen in bijzonderheden zal terugvinden. Van de le groep, die der stotteraars, verwierf een groot aantal hun gebrek door overerving, hetzij uit een zekere voorbeschiktheid, hetzij toevallig; een kleiner aantal door bekomen schrikweer anderen door gehoorlijden, waar door de controle over de spraak verminderde. Dan zijn er nog gevallen, waarvoor geen bepaalde oorzaak kan aange geven worden. Op weinige uitzonderingen na zijn de stotteraars zeer zenuwachtig. Dit jaar leverde een groot aantal met bij- bewegingen: knipoogen, slaan met handen en voeten, romp- verdraaiingen, Bij enkelen gaat het stotteren nog gepaard met embolophrasie, inlassching van een stopwoord, zooals „en”, ,want”. Het hoofdelijke onderwijs aan de stotteraars beoogt dan ook voornamelijk een inwerken op al deze psychische eigenschappen. „Er bestaat een innig verband tusschen spraak en gemoed en karakter”. De 2e groep, die der lispelaars, heeft opvallend slechten bouw van mond en kaken. Bij deze afdeeling behooren ook de hooge-szeggers. Tandheelkundige hulp zou voor menig geval den duur der spreeklessen doen bekorten. De 3e groep bevat leerlingen, die verwante medeklinkers met elkaar verwisselen, en die zachte medeklinkers in het geheel niet vormenleerlingen die niet durven spreken en die enkele letters verwaarloozen. Ook behooren hier thuis de zieke stemmen, open neusklank en oude /-stamelaars. De 4e groep eindelijk bestaat uit kin deren, wier geheele spraakontwikkeling nog moet plaats hebben: hoorstommen, algemeene stamelaars. Deze kinderen hebben gewoonlijk treurige antecedentenmoeilijke geboorte, zwak gestel, geen ziekte wordt hun bespaard. Zij blijven lang onzindelijk, loopen laat. De geestelijke gesteldheid loopt zeer uiteen. Eenmaal de spraak verkregen, kunnen velen op school goed meekomen, ontpoppen enkelen zich zelfs als zeer begaafd. Daarentegen blijkt menig kind zeer achterlyk; dat zal later in school E het beste onderdak vinden. Ook het „boefje” is vertegenwoordigd. Tijdens de spraakont wikkeling zyn de meeste dezer leerlingen tevens behept met grammatische en litterale aphasie, sommige nog daarbij met echolalie. Voorbeelden: ik inne bank zit; mijn broertje blijven zitten niet; jarig vandaag ik ben. Bruggemeester voor Burge meester, drop voor dorp; ook op klinkers: det hingselmandje, voor: dit hengselmandje. Thuis zijn deze tijdelijk misdeelden VERSLAG ONDERW. AAN SPRAAKGEBR. LEERLINGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 974