I
43
I
3
onbewoonbaar verklaarde
Toepassing van art. 18, 4e lid, a, b en c der Woninwet.
4e lid, a, b en c der Woningwet werd niet
I:
Van de bij artikel 19, 3® lid, der Woningwet gegeven be
voegdheid, om bij de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
voorziening te vragen van het besluit tot onbewoonbaarver-
klaring, werd gebruik gemaakt voor ééne woning uit elk
der Raadsbesluiten van 28 Januari 1907 en 18 Maart 1907.
De bestreden besluiten werden door de Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland gehandhaafd.
Aan de woningen, die daarvoor in de termen vielen, wmrd
het bij art. 18, 7e lid, der Woningwet bedoelde kenteeken
aangebracht.
By Raadsbesluit van 9 December 1907 werd de termijn
van ontruiming tot 19 April 1908 verlengd voor de 7 woningen
uit het in de tweede plaats genoemde Raadsbesluit van 18
Maart 1907.
Voor zoover de termyn van ontruiming op 31 December
1907 was verstreken, werden de woningen ontruimd.
De woningen, bedoeld in het Raadsluit van 8 April 1907,
werden gesloopt.
15. Toepassing van artikel 22 der Woningwet.
Artikel 22 der Woningwet werd niet toegepast.
13.
Art. 18,
toegepast.
16. Toepassing van artikel 25 der Woningwet.
Bij Raadsbesluit van 24 Juni 1907 werd opgeheven de
onbewoonbaarverklaring, krachtens Raadsbesluit van 20
Augustus 1906, van een perceel aan de Schedeldoekshaven
en bjj Raadsbesluit van 16 September 1907 die, krachtens
Raadsbesluit van 11 Maart te voren, van 4 perceelen aan
de Kerklaan.
14. Ontruiming en sluiting van onbewoonbaar verklaarde
woningen, met opgave van het aantal gevallen.
Ontruiming of sluiting van
woningen werd niet bevolen.
12. Onbewoonbaarverklaring ingevolge art. 18, 2® lid der
Woningwet.
Ingevolge art. 18, 2® lid der Woningwet werd bij Raads
besluit van 11 Maart 1907 de onbewoonbaarverklaring uit
gesproken van 4 woningen. Ook voor deze woningen werd
gebruik gemaakt van de bevoegdheid, om bij de Gedepu
teerde Staten voorziening te vragen van het Raadsbesluit,
dat echter werd gehandhaafd.
VERST,AG WONINGWET.
W