Hf
45
4
den zomer de haven aan, om alhier te markten en maakten
een 12-tal jachten eveneens meermalen gebruik van de haven,
terwijl den 8en September een Engelscbe excursie-stoomer
tusschen de Wandelpier en de haven voor anker kwam. De
passagiers debarqueerden met eigen barkassen en sloepen
en landden in de haven. Des avonds keerden zij met behulp
eener sleepboot naar boord terug, waarna het naar Londen
vertrok.
Nadat reeds in Februari een 3 tal vaartuigen van uit de
Maashavens» naar hier waren gesleept, volgden in April en
Mei vele anderen en kwamen op die wiize, na overwinterd
te hebben in de Maashavens. 40 loggers en 50 bommen naar
hier om te hellingen en uitgerust te worden voor de haring
vangst.
Dit aantal werd nog vermeerderd met de 4 loggers en 20
bommen, welke alhier overwinterd hadden en 36 loggers en
22 bommen, welke aan de trawlvisschery hadden deelge
nomen, zoodat in het geheel 80 loggers en 92 bommen van
hier voor de eerste haringreis vertrokken.
Daar slechts drie sleephellingen in exploitatie waren, kon
aan alle aanvragen om een hellingbeurt niet voldaan worden,
en moesten sommige loggers toch, zonder gehellingd te zijn,
ter haringvangst vertrekken. Den 13en Mei vertrok het eerste
vaartuig voor die visscherij, het laatste 11 Juli.
Bij het gereedmaken der vaartuigen bewees de verbreede
steiger uitnemende diensten, doch door het groote aantal
vaartuigen (80 loggers en 92 bommen tegen 52 loggers en
75 bommen in 1906) was de kaderuimte nog geheel onvol
doende en moesten alle vaartuigen met de voorsteven tegen
den wal liggen, waardoor het laden moeilijk ging. Ofschoon
gedurende dezen tyd het weêr zeer meewerkte, kregen vele
vaartuigen door de deining en omdat zij dicht tegen elkander
aanlagen, nog al avery.
Gedurende de haringteelt (Juli—December) werd door de
Scheveningsche vloot meer gebruik van de haven gemaakt
dan in de vorige jaren en was er daardoor dan ook meer
levendigheid aan de haven. Als gevolg echter van die meerdere
beweging moest nog meer aangedrongen worden op een
spoedige opruiming der haring, om de binnenkomende vaar
tuigen gelegenheid tot lossen te geven.
Gedurende de geheele haringteelt havenden hier 316 loggers
en 338 bommen tegen 182 en 270 in 1906.
De vangsten en de duur der reizen waren zeer ongelijk,
terwijl de prijzen, hoewel in het begin zeer bevredigend, door
de groote vangsten in Noorwegen en Engeland voortdurend
achteruit liepen en aan het einde der teelt bepaald laag
waren. Bij dezen achteruitgaanden prys kwam nog de over
VERSLAG DER VISSCHERSHAVEN'.
s
atós*/?*'rt'