45 door aanslibbing niet meer aanwezig, daar deze slib niet door den zandzuiger verwijderd kan worden en een emmer- baggermolen niet voorhanden was. In de binnenhaven werd in Juni het zand tusschen de ducdalven, vanaf de N.-O. zijde der haven tot aan den 6en ducdalf, hetwelk, met het oog op een eventueel te maken tong in de haven, was blijven zitten, door den zandzuiger opgeruimd, (ingevolge het schrijven van Burgemeester en Wethouders d.d. 7/10 Mei 1907, No. 4397/67, Afd. O. W.). De zomermaanden kenmerkten zich door ruw weêr, waar door de kustvisscherij meermalen werd belemmerd en de haringvaarders, door de deining in de haven, last onder vonden. Vanaf half September tot half November was het weêr zeer gunstig met kalme zee, doch veel mist. Hoewel deze laatste omstandigheid eenige vertraging in het aandoen der haven teweegbracht, kwamen met het mooie weêr vele haringvaarders alhier markten. Den 13en November bij harden N. N.-Westen wind kwam bom SCH. 82, toebehoorende aan de reederij J. Knoester, de haven binnen zeilen, nam in de buitenhaven, door verschil lende oorzaken een verkeerden koers en strandde op het zand tegen het Zuider-binnenvoorhavenhoofd, waar zy echter spoedig vlot kwam, en dwars overdreef naar het Noorder- binnenvoorhavenhoöfd. Daar bleef zij tegen de steenglooiing vastzitten jen werd spoedig verbrijzeld. De bemanning heeft zich, door op het hoofd te springen, weten te redden, doch de lading ging verloren. De wrakstukken werden in de haven verspreid, en later door belanghebbende gevischt, terwijl de gezonken stukken in de binnenvoorhaven van Gemeentewege werden opgeruimd. Bovengenoemde harden N. N.-Westenwind, die in storm overging, veroorzaakte veel deining in de haven; de vaar tuigen lagen zwaar te halen, waardoor eenige der ijzeren meerpalen ontzet werden. Twee vaartuigen kwamen met een zieke aan boord de haven binnen, waarom de voorgeschreven quarantaine-maat- regelen werden genomen en eerst verbinding met den wal werd toegestaan, nadat de quarantaine-dokter hiervoor verlof verleend had. Door den Minister van Waterstaat werd aan Burgemeester en Wethouders vergunning verleend tot het plaatsen van een mistsignaal in den lichtopstand der Zuiderpier, teneinde ook in geval van mist de haven in en uit te kunnen varen. De uitvoering hiervan werd aan de Directie van Gemeente werken opgedragen. Door Burgemeester en Wethouders is in hunne vergade ring d.d. 7 Mei 1907 vastgesteld: „Het besluit tot bepaling 6 VERSLAG DER VISSCHERSHAVEN. -

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1907 | | pagina 1053