I
I
157
It
behandeld werden overeenkomstig het voorschrift der
vorengenoemde circulaire.
Tengevolge hiervan kwam de Commandant van de
politiekruiser Hr. Ms. „Zeehond”, zoo dikwijls als het
binnenvallen van dat schip samenviel met dat der
bovengenoemde schepen, te mijnen bureele d? aangiften
dier schippers bij proces-verbaal opnemen en werd mij
bij’een dier gelegenheden door dien Commandant mede
gedeeld, dat aan de aangifte van de SCH 407 geen ge
volg kon worden gegeven, omdat deze te vaag was.
De opname der aangiften van vier schippers bleef
achterwege en w el van de
SCH 36 SCH 279
SCH 287 SCH 437, omdat hun
samentreflfen met den Commandant, steeds niet gelukte.
Intusschen was het Z. E. den Minister van Justitie
gebleken, dat die regeling wijziging behoefde en daarom
werd de circulaire van 14 Mei 1907 ingetrokken en
vervangen door die van 16 December 1907, 2e Afd. A
No. 311, waarbij aan de Waterschouten wordt voorge
schreven voortaan de aangiften der schippers en hunne
getuigen zoo uitgebreid mogelijk in geschrift te brengen
en te doen onderteekenen en deze ter verdere ver
volging aan den Directeur en Commandant der Marine
te Willemsoord op te zenden.
Evenwel is mij tot nu toe van eenig gevolg van al
die aangiften niets bekend geworden.
Omtrent een aanklacht van den schipper van de
SCH 151, tegen den gezagvoerder van de stoomsleep-
boot „Wodan” der firma Smit te Rotterdam, wegens
vernieling van netten, heb ik, na vergeefsche poging
tot minnelijke schikking, dezen schipper den raad ge
geven een civiel geding aan te gaan, terwijl een aan
klacht van den schipper van de SCH 420 tegen de
VI. 92 terzelfder zake, in onderzoek is.
De Scheveningsche vloot bestond op 31 December
j.l. uit 172 loggers of sloepen, 6 loggerbommen, 4 stoom
schepen, 148 bommen, 11 garnalenbooten, 14 schokkers,
bottlers en blazers.
De aanmonstering had geregeld plaats met inacht
neming der wettelijke voorschriften.
Het getal deserteurs bedroeg 23, terwijl gedurende
de haringvisscherij vijfmaal de toepassing gevraagd werd
•I