F
162
Buitengewone vergadering van Bur
gemeester en Wethouders van's-Gravenhage,
op Woensdag den Bisten Juli 1907, des
namiddags te 4*/4 uren in het Raadhuis.
Voorzitter: de Burgemeester.
Tegenwoordig: de Wethouders: Mouton, Simons
en de Wijs.
Afwezig wegens uitstedigheid de Wethouder Bevers.
Nadat op het bepaalde uur in de buitengewone ver
gadering zijn verschenen de kolonel, Adjudant iu
buitengewonen dienst van H. M. de Koningin, comman
dant der dienstdoende Schutterij, Jhr. Mr. Baud, met
de Hoofd- en verdere officieren van het corps en met
tal van oud-offieieren van hoogeren en lageren rang,
benevens de beide adjudanten-onderofficier-vaandeldra-
gers met de vaandels van het regiment, opent de Voor
zitter de vergadering en laat voorlezing doen door den
Secretaris van den brief van den Commissaris der
Koningin in de provincie Zuid-Holland, betreffende de
bewaring van de vaandels der Schutterijen na hare
opheffing, welke brief luidt als volgt:
’s-Gravenhage, 24 Juli 1907.
„Ingevolge het eerste lid van art. 40 der Landweerwet
„zooals dat lid gelezen wordt krachtens de wet van
„13 Juli j.l. juncto het tweede lid van eerstvermelde
„wet, zullen de schutterijen op 2 Augustus 1907 zijn
„opgeheven.
„Eenige schutterijen waaronder die Uwer Gemeente
„zijn in het bezit van een vaandel, haar door den
„Koning of door particulieren geschonken en, in het
„laatste geval met Koninklijke toestemming gevoerd.
„Het- wil den Minister voorkomen, dat eene bewaring
„van dat vaandel in Uwe Gemeente, bijvoorbeeld in
„het raadhuis, in een museum of in een ander openbaar
„gebouwr het meest geschikt zal zijn om het gebruik,
„dat van die vaandels gemaakt is, in een vereerend
„aandenken te houden.
„Krachtens machtiging van de Koningin heeft de
Minister van Binnenlandsche Zaken mij verzocht door
„Uwe tusschenkomst den Commandant der genoemde
„Schutterij ten spoedigste met het bovenstaande in