164 Regeering, strekkende om de vaandels der Haagsche „Schutterij ter bewaring in vereerend aandenken, over „te dragen aan het Gemeentebestuur der Residentie en „wij hebben mogen aanhoren de welsprekende woorden, „waarmede de Kolonel, commandant van dat corps, die „veldteekenen aan het College van Burgemeester en „Wethouders overdroeg. „Die woorden konden niet vrij zijn van weemoedig- „heid, want men dient geen jaren in een corps, men „voert het niet jarenlang aan met de plichtsbetrachting, „welke U, Kolonel, steeds heeft onderscheiden, zonder „dat het afscheid nemen pijn doet. „En ook wij gevoelen ons getroffen. „Met de „Schutterij” verdwijnt eene historische in stelling, welke op eene, geschiedenis van eeuwen wijzen kan. „Voorheen bij het eerste ontstaan der vrije steden, „waren de wapendragende burgers aangewezen om den „landheer bij te staan, waar hij hulp noodig had. Elke „plaats zond in zijn legers haar contingent, keurig ge- „dost in den wapenrok der eigen stad. „Niet altijd zonder gevaar voor den landheer zelf „die gewapende burgerijen gaven ook den steden kracht „bij mogelijk en vaak voorkomend verzet. Zoo waren „de Bougondiscbe vorsten er dan ook op uit legers te „vormen onarhankelijk van wat hunne onderdanen hen „konden en wilden leveren, en zien wij de burgerven dels teruggedrongen van hun vooraanstaande plaats. „Daarin ook uitte zich de strijd tusschen de centra- „liseerende algemeene staatsmacht en de stedelijke „autonoraieën. „Maar toch, hoe zeer dan in de volgende eeuwen in „beteekenis verminderd, de schutterijen in onze Repu bliek namen een kenmerkende plaats in, en voor de „stedelijke rust zorgden hun corpsen,waar dat noodig was. „Dat niet alleen. Was het Vaderland werkelijk in „nood, dan trokken ook de burgervaandels uit, met hun „rijke uniformen, schitterende wapens en kleurige vaan dels. In den tachtig-jarigen oorlog vinden wij hen meer- „malen op de bedreigde zuidergrenzen, in 1672 steunden „zij krachtig de in gevaar gebrachte onafhankelijkheid. „Spreekt het niet vanzelf, dat men trotsch was opzijn „vendels, dat zij de sympathie hadden van groot en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1907 | | pagina 164