I Btylage 11 a. Toestand van het gebouw. b. Onderwijzend- en dienstpersoneel. I In het afgeloopen jaar had ten deze geen verandering plaats. Het behaagde Uwe Excellentie ons te doen kennen, dat eene nieuwe regeling der jaarwedden door haar was getroffen, waarbij dezelve eene niet onaanzienlijke verhooging hadden ondergaan. Het behoeft nauwelijks betoog, dat deze maatregel ten zeerste door ons wordt toegejuicht, daar nu het uitzicht wordt verkregen, dat verschillende uitnemende leerkrachten onafhankelijk van andere instellingen, voor ons Conservatorium kunnen behouden blijven, en het eventueel minder moeite zal kosten, hun waardige vervangers aan onze inrichting te verbinden. Overeenkomstig het voorschrift van art. 9 van het Regle ment, hebben wij de eer Uwe Excellentie het volgende te berichten Hoezeer de toestand van het Gebouw over het algemeen voldoende is te noemen en vooral de maatregel, om de ver trekken op den beganen vloer met houten beschot te voor zien, doeltreffend bleek, doet zich nog steeds de behoefte aan meerdere ruimte gevoelen. Wij hebben echter reden te hopen, dat, zoodra de admi nistratie der Duinwaterleiding uit het tegenwoordige perceel naar haar nieuwe woning zal zijn verplaatst, alsdan door Burgemeester en Wethouders voorstellen aan den Raad zullen worden gedaan, om aan ons verlangen tegemoet te komen; te dien opzichte mogen wij naar ons verslag, ten vorigen jare uitgebracht, verwijzen. VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken over den toestand van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, over het jaar 1907.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1907 | | pagina 255