12
RAPPORT omtrent het bacteriologisch onderzoek.
RAPPORT omtrent het bacteriologisch en het schei
kundig onderzoek van het duinwater over 1907.
Voor het jaar 1907 weid het bacteriologisch onderzoek van
het duinwater opgedragen aan ondergeteekende, die gedurende
de eerste 3 maanden van dat jaar zelf het onderzoek niet
kon verrichten en overdroeg aan Dr. G. van Houtum te
’s-Gravenhage.
Over de methode van het onderzoek valt geen nieuws te
vermelden, hiertoe wordt verwezen naar het Rapport van
1906. Alleen werd er steeds een grooter hoeveelheid water
qualitatief op de aanwezigheid van coli-baccillen onderzocht.
Dit geschiedde geregeld 2 keer, een enkele maal 3 keer per
maand voor het water uit de leiding, welk water op zeer
verschillende plaatsen werd opgevangen. De genomen en
onderzochte hoeveelheid bedroeg 300 cM3 per keer. Steeds
werd dit water in orde bevonden.
De filtratie van het water werd elke maand een keer in
haar verschillende stadia onderzocht. Deze stadia zijn:
a. het water in het open kanaal bij het Pompstation in de
duinen
b. het water in de loopgraven om de filterbekkens No. 1
of No. 3;
c. het water op een der filterbekkens, voor het gefiltreerd is
d. het gefiltreerde water uit dat filter.
Vaker werd in de plaats van het gefiltreerde filterwater
van één filter het water geput uit een der twee reinwater-
kelders, waar het verzamelde water uit alle filterbekkens in
komt. Dit werd gedaan met het doel om, in geval er in dit
verzamelde gefiltreerde water verontreinigingen (bacteriën)
zouden zijn gevonden, die voor de gezondheid schadelijk zyn,
nader te onderzoeken welk filter de bron dezer verontreini
ging was. Dit laatste bleek nooit noodig te wezen. Bacterio
logische gronden om het gefiltreerde water, in welk bekken
ook, met het oog op de gezondheid af te keuren, bleken er
nooit te bestaan.
Werd er in de leiding in de Gemeente ergens een grooter
aantal bacteriën gevonden dan zulks gewoonlijk het geval