35
39
-
Bovendien bracht de Minister een adres van de Kamer van
Arbeid voor de winkel- en grossiersbedrijven alhier, te onzer
kennis, waarbij met het oog op de moeilijkheid van een juiste
afbakening van haar terrein tegenover dat van de op te
richten Kamer werd aanbevolen om bij de omschrijving van
den werkkring der nieuwe Kamer de uitdrukking .handels
wezen” weg te laten en hetzij dien werkkring te bepalen
alleen tot het crediet- en verzekeringswezen, hetzij, zoo men
in de nieuwe Kamer ook eenige tot den groothandel behoo-
rende of in verband met den groothandel staande bedrijven
wenschte op te nemen, deze bedrijven positief met name
aan te duiden.
bedrijven verder op te nemen de bedrijven, welke ten kan
tore van die firma alhier zouden worden uitgeoefend. Naar
de Minister vertrouwde, zou het onze Kamer mogelijk zijn
zich dienaangaande zekerheid te verschaffen. Mocht echter
ook het reedersbedrijf tot die bedrijven behooren, dan zou
het, wellicht minder wenschelijk zijn ook dit in de Kamer
op te nemen en zulks met het oog op de te Scheveningen
bestaande reederijen en op de omstandigheden, waaronder
tal van werklieden nl zij, die aan de scheepvaart deelnemen,
in dat bedrijf werkzaam zijn.
Mochten zich later in het gebied der op te richten Kamer
ondernemingen vestigen, waarin bedrijven werden uitgeoefend,
waarvan vertegenwoordiging in de bedoelde Kamer wen
schelijk zou zijn, dan zoude het oprichtingsbesluit te dien
aanzien kunnen worden aangevuld.
Naar aanleiding van een en ander richtte de Kamer een
nader schrijven tot den Minister van den volgenden inhoud
Na ontvangst van Uw eerste hiernevens aangehaald schrij
ven, heeft de vraag, welke bedrijven in een hier ter stede
op te richten Kamer van Arbeid voor het Handels-, Crediet-
en Verzekeringswezen zouden moeten worden opgenomen,
een hernieuwd punt van onderzoek uitgemaakt. Daaraan
werd deelgenomen door twee onzer leden, welke de eerste
maal, dat deze zaak werd behandeld, door afwezigheid de
besprekingen niet konden bijwonen en het advies dezer leden,
welke meer in het bizonder met de grossiers- en winkelbe
drijven bekend zijn, benevens de bezwaren, door Uwe Ex
cellentie tegen onze eerste omschrijving der te vertegenwoor
digen bedrijven ontwikkeld, hebben onze Kamer er toe geleid
ten deele op haar eerste advies terug te komen.
Het bezwaar, dat een scheiding tusschen het grossiersbe-
drijf en de andere tot den groothandel behoorende bedrijven
moeilyk te maken zal zijn, wordt door ons erkend, terwijl
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.