39
9
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
Verslag van het verhandelde in de afdeelingen van den
Gemeenteraad by het onderzoek van de ontwerp-begrooting
voor 1908, de mededeeling van Burgemeester en Wethouders
dat bij hen in overweging is het opnemen van eene bepaling
in de Algemeene Politieverordening, waardoor het mogelijk
zal worden om eigenaren van slooten en andere wateren te
dwingen om tot demping over te gaan. Komt een bepaling
in dien geest tot stand, dan zal, naar de Commissie hoopt, aan
menigen onhygienischen toestand een einde worden gemaakt.
De Commissie nam met instemming kennis van het adres
van den Gemeenteraad, gericht tot den Minister van Binnen-
landsche Zaken, waarby verzocht werd wel te willen be
vorderen het zoo spoedig mogelijk tot stand komen van
eene wettelijke regeling ter voorziening in de vervuiling
van openbare wateren, ook door riolen.
Ook de Commissie achtte de vervuiling van Delfland’s
boezem door riolen, fabriekswater enz. een ernstig nadeel
voor de inwoners van ’s-Gravenhage, aangezien alle door
het Gemeentebestuur genomen maatregelen ter voorkoming
van verontreiniging der stadsgrachten gedoemd zijn half
werk te blyven, zoolang het in te laten water zoo sterk
vervuild wordt als met het boezemwater van Delfland vaak
het geval is.
De Commissie richtte dientengevolge tot den Minister van
Binnenlandsche Zaken een adres, waarin adhaesie werd be
tuigd aan het door den Gemeenteraad te dezer zake gedaan
verzoek en sprak daarbij ook als hare meening uit, dat hier
alleen door het tot stand komen van eene wettelijke regeling
afdoende verbetering is te verwachten.
Opvallend echter is het feit, dat de Haagsche grachten
vooral in den herfst zeer sterk vervuild zijn en dientenge
volge alsdan niet weinig stinken, zulks in tegenstelling met
andere tijden van het jaar. Gevraagd mocht mitsdien worden,
wat de oorzaak is van dien, jaarlyks omstreeks October
terugkeerenden, hevigen stank. Daar de Commissie niet
beschikte ovef de noodige gegevens ter oplossing van dit
raadsel, werd in het laatst van het jaar aan eene sub
commissie, bestaande uit de heeren Binnendijk, Mr. Hymans