39
27
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
pakhuis, door het daarvan gemaakt gebruik gestempeld
„tot eene blijvende verzamelplaats van beenderen, zonder
„de vereischte vergunning strafbaar ingevolge artikel 22
„aanhef en sub a der Hinderwet”.
Waar nu artikel 2 sub Vil der Hinderwet achter elkander
opsornt „beenderen, hoornen, lompen” enz., geldt natuurlijk
precies hetzelfde voor een bewaarplaats van lompen, als
voor een van beenderen.
Eene inkoopplaats van lompen, gelijk in casu aanwezig,
valt dus evenzeer onder artikel 2 sub VII der Hinderwet
als een lompenpakhuis, wanneer slechts gelijk hier het
geval was vaststaat, dat de lompen er, zij het niet langer
dan een dag, verblijven.
In gelyken zin werd ten aanzien van een bewaarplaats
van vluchtige producten (art. 2 sub IV der Hinderwet),
ingericht voor den verkoop van die producten in het klein,
beslist bij Kon. Besluit van 6 September 1894 (R. v. S. 1894,
bl. 743). En bij arrest van den Hoogen Raad van 7 Novem
ber 1898 (W. No. 7199) werd beslist, dat, indien een enkele
lokaliteit van een perceel voor het bewaren van lompen is
bestemd en wordt gebezigd, de inrichting onder de Hinder
wet valt: het betrof hier een zolder, waarop de ingekochte
lompen werden uitgestort en nagezien en bij grootere partijen
twee of driemaal per dag naar een pakhuis overgebracht.
Mitsdien valt naar het oordeel der Commissie elke plaats,
bestemd om er beenderen, lompen enz. geregeld, zij het ook
telkens slechts korten tijd te doen verblijven, onder art. 2
sub VII der Hinderwet en behoeft de houder van zulk eene
inrichting vergunning om niet in aanraking te komen met
de strafbepaling van artikel 22 dier wet.
Daar men intusschen bij het Gemeentebestuur tot heden
eene andere meening gehuldigd en inrichtingen, alleen be
stemd tot inkoopplaatsen, ongemoeid gelaten heeft, brengt
naar het oordeel der Commissie de billijkheid mede, dat
van de gewijzigde zienswijze mededeeling worde gedaan
aan de betrokken houders van inkoopplaatsen en dezen een
termijn worde gegund om aan de eischen der wet te voldoen.
Welke gedragslijn Burgemeester en Wethouders in het
vervolg ten opzichte der hierbedoelde „inkoopplaatsen” naar