J 39 «r- 68 VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE. Bijlage B. NEDERLANDSCHE BARBIERS- EN KAPPERSBOND. Gezondheidsbepalingen. 1. Bij de uitoefening- van zijn bedrijf drage de kapper of barbier een wit kleedingstuk (jas, overhemd of schort) het welk in helderen staat moet verkeeren. 2. De handen van den bedienenden persoon behooren steeds in zindelijken staat te zijn. Indien tijd en gelegenheid zulks toelaat verdient het aanbeveling, de handen te wasschen alvorens over te gaan tot bedienen. In elk geval na het knippen van haar. 3. Men dringe er by de klanten op aan, dat deze zooveel mogelijk zelf de benoodigde artikelen aanschaffen. 4. Iedere kapper of barbier moet zorg dragen, dat hij aan elke aanvraag om een schoonen handdoek of papieren servet kan voldoen (waarvoor bij een laag tarief de bedie nende persoon ’n kleine extra vergoeding billijkerwijze in rekening mag brengen). 5. Tusschen de kraag van kapmantel en hals behoort steeds een papieren strook ingelegd te worden, welke na ’t gebruik wordt vernietigd. 6. De kap van den scheerstoel moet men na eiken klant van een schoon doekje of papiertje voorzien. 7. Scheermessen en scharen moeten voor ’t gebruik -worden gedompeld in Lysol of Formalin, daarna flink afgeveegd met ontvette watten of een uitsluitend daarvoor bestemd doekje. 8. Kammen moeten zijn van aluminium of uitsluitend witte. De eerste kunnen ook worden ondergedompeld in Formalin of Lysol, de laatste moeten steeds zindelyk er uit zien en voor ’t gebruik met een, uitsluitend voor dat doel aangewezen borstel, worden doorgeschuierd. 9. Haarborstels moeten eens per dag in soda-oplossing gereinigd en voor en na ’t gebruik worden uitgeklopt. Het hout tusschen de borstels moet steeds zichtbaar blyven. 7 Mei 1894 en Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 30 November 1903.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1907 | | pagina 974