43
3
Ingevolge artikel 18, le lid, der Woningwet werden 84
I
6
7
1908 11 woningen,
1 woning,
3 woningen,
1 woning,
1
3 woningen,
6
27
11 Mei
25
1 September,,
9 November
9
Van de bij artikel 19, 3® lid, der Woningwet gegeven
bevoegdheid, om bij de Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland voorziening te vragen van het besluit tot onbewoon
baarverklaring, werd gebruik gemaakt voor de woningen
uit de Raadsbesluiten van 3 Juni en 1 September 1908.
De bestreden besluiten werden door de Gedeputeerde
Staten van Zuid Holland gehandhaafd.
Aan de woningen, die daarvoor in de termen vielen,
werd het bij art. 18, 7® lid, der Woningwet bedoelde kenteeken
aangebracht.
Voor zoover de termijn van ontruiming op 1 Januari 1909
was verstreken, werden de woningen ontruimd.
Van de elf woningen, bedoeld in het in de eerste plaats
genoemde Raadsbesluit van 6 April 1908, werden 10 woningen
gesloopt en van één de bewoning gestaakt.
12. Onbewoonbaarverklaring ingevolge art. 18, 2e lid, der
Woningwet.
Onbewoonbaarverklaring ingevolge art. 18, 2® lid, der
Woningwet behoefde niet te worden toegepast.
13. Toepassing van art. 18, 4® lid, a. b en c der Woningwet.
Art. 18, 4e lid, a, b en c der Woningwet werd niet
toegepast.
14. Ontruiming en sluiting van onbewoonbaar verklaarde
woningen, met opgave van het aantal gevallen.
Ontruiming of sluiting van onbewoonbaar verklaarde
woningen behoefde niet bevolen te worden.
15. Toepassing van artikel 22 der Woningwet.
Artikel 22 der Woningwet werd niet toegepast.
16. Toepassing van artikel 25 der Woningwet.
By Raadsbesluiten van 26 October 1908 werd opgeheven
de onbewoonbaarverklaring, krachtens Raadsbesluiten van
11 Mei 1908 en 2 Juni 1908, van ééne woning aan den
Mallenmolen en van één woning aan de Nieuwe Markt.
woningen onbewoonbaar verklaard en wel bij Raadsbesluit
van
6 April
VERSLAG WONINGWET.
n
1
n
3 Juni
ff
T)
n
n
n
n