45 I 2 Scheepvaart Van de 64 op 1 Januari in de haven liggende vaartuigen w.o. 20 loggers en 30 bommen, vertrokken 14 loggers en 7 bommen ter tiawlvisschery en bleven resp. 4 en 21 dier vaartuigen opleggen, terwijl 2 loggers ter haringvisscherij vertrokken, welke toen op de Westkust van Schotland werd uitgeoefend. Deze visscherij werd toen weder voor het eerst na jaren beproefd, slaagde echter niet en het eerste vaartuig kwam reeds in het begin van Februari zonder de visscherij te hebben uitgeoefend, door het voortdurende slechte weer, met veel averij en het lijk van den schipper terug. Deze was, bij stormweder door een golf tegen de verschansing geslagen en onmiddelijk dood. Het andere vaartuig keerde in Maart onverrichter zake terug. Aan de trawlvisscherij, waarvoor het eerste vaartuig 3 Januari vertrok en het laatste 18 Juni die visscherij eindigde, werd deelgenomen door 70 Scheveningsche vaartuigen en wel 50 loggers en 20 bommen; deze markten hier over het algemeen vrij geregeld en enkele maakten zelfs 14 a 15 reizen. Bovendien deden nog 14 vreemde vaartuigen w.o. 6 Engelsche, een of meer reizen op de haven, van de Engelsche trawlers kwam er echter geen een voor een tweede keer terug. De trawlers maakten gezamenlijk 739 reizen en bovendien werd van een 35 tal loggers de visch per roeiboot aangebracht. Enkele trawlers beliepen in de haven door de deining nogal averij aan het vaartuig en aan de trossen. De kustvisscherij werd in de eerste helft van het jaar uitgeoefend door de Scheveningsche schokkers en garnalen booten, vermeerderd met een 50 tal schokkers van andere plaatsen, waarvan een deel reeds in Maart hier arriveerde. Van 19 tot 25 Januari ondervond de scheepvaart veel belem mering bij het aandoen der haven van een dikken mist en het ontbreken van een mistsignaal werd zeer gevoeld. Ten einde hieraan zooveel mogelyk te gemoet te komen ging een der in de haven gestationneerde sleepbooten bij hoog water bij de Zuiderpier liggen, alwaar zij geluidseinen gaf. Na 25 Januari werd het weer ruw met veel N.W. en Z.W. winden, waardoor veel deining in de haven was. Deze winden gingen enkele keeren in storm over o.a. op 1 Februari. Toen sloeg het water over de zeven meter hoogte aan den ingang der binnenvoorhaven, waardoor het gedeelte straat dat niet door de waterkeering beschermd was, beschadigd werd. In de maanden Mei en Juni was over het algemeen het weer gunstig met veel Oostelijke winden. In de zomermaanden kwam weder een groot gedeelte der VERSLAG DER VISSCHERSHAVES.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 1090