124 5o. Bruggen. Het onderhoud van de bruggen had in eigen beheer plaats, het verfwerk werd openbaar aanbesteed. De werkzaamheden bestonden in het vernieuwen van dekken, het herstellen van het metselwerk, het invoegen van landhoofden en brugvleugels en het schoonmaken en smeren van de beweegbare bruggen. De beide basculebruggen over het doorgetrokken ge deelte der Laakhaven kwamen gereed, (zie sub e, 2e). Met de uitvoering der brug over het Afvoerkanaal voor het Stadhoudersplein werd een begin gemaakt; het gewelf was op het einde van het jaar gereed. aan te brengen in den lichtopstand op den kop van het Zuiderhoofd der Buitenhaven, wanneer daartoe de vergunning van den Minister van Waterstaat kon worden verkregen. Die vergunning werd verleend, terwijl ook de noodige vergunnning van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland werd verkregenmet den Inspecteur-Generaal van het Loodswezen werd over het karakter, aan het mistsignaal te geven, tot overeenstemming gekomen. De misthoorn is besteldmet de opstelling zal in het voorjaar van 1909 worden aangevangen. Het den 17 December 1907 aan den Gemeenteraad gedane voorstel om in beginsel te besluiten tot den aanleg van een tweede binnenhaven kwam den 2 Decem ber 1908 in behandeling en leidde tot de aanneming in de Raadsvergadering van 21 December van een motie, waarbij B. en W. werden uitgenoodigd ter zake zoodanige andere voorstellen aan den Gemeenteraad te willen doen als hun College zal meenen te behooren, na inwinning van het advies van twee of meer door hun College aan te wijzen deskundigen, nog niet in deze zaak geadviseerd hebbende: 1. omtrent de vraag, of het aannemelijk is, dat een haven, die slechts toegankelijk is voor bommen en weinig diepgaande loggers, ook op den duur zal voorzien in de behoeften der Scheveningsche visschers; 2. omtrent de meest afdoende en minst kostbare wijze van voorziening in de bezwaren, welke de binnen haven voor de Scheveningsche visschers oplevert.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 125