Bijlage 11
VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister van Binnen-
landsche Zaken over den toestand van het Koninklijk
Conservatorium voor Muziek over het jaar 1908.
Overeenkomstig het voorschrift van artikel 9 van het regle
ment hebben wij de eer Uwer Excellentie het volgende te
berichten
a. Toestand van het Gebouw.
De toestand van het gebouw is over het algemeen vol
doende te noemen; de verbeteringen in de laatste jaren aan
gebracht hebben aan de verwachtingen voldaan.
Evenmin als vorige jaren kunnen wij ook nu den wensch
onderdrukken, dat meer lokalen voor het onderwijs te onzer
beschikking worden gesteld.
Onze hoop, bij een vorig verslag uitgesproken, dat nu de
Administratie der Duinwaterleiding uit haar tegenwoordig
verblijf naar haar nieuwe woning is verplaatst, bereids door
Burgemeester en Wethouders voorstellen aan den Raad zou
den zijn gedaan om aan ons verlangen tot uitbreiding gevolg
te geven, kon nog niet worden verwezenlijkt.
Maar Burgemeester en Wethouders noodigden ons uit om
overleg te plegen met de Commissie voor beheer der plaatse
lijke werken en eigendommen te dezer zake; hieraan werd
door ons voldaan en aan den Voorzitter dier Commissie een
schetsontwerp ingezonden, onze zienswijze behelzend.
Dit rapport maakt op dit oogenblik nog bij genoemd College
een punt van overweging uit.
b. Onderwijzend en dienstpersoneel.
In het afgeloopen jaar had ten deze geen verandering plaats.
c. Leerlingen.
Het schooljaar 1908 opende met een aantal van 302 leer
lingen tegen. 326 in 1907 in 339 in 1906.
Daarvan waren 193 vrouwelijke en 129 mannelijke leer
lingen met inbegrip der later aangekomenen, en verdeeld
in de volgende klassen:
0 In den loop van het schooljaar vermeerderd met 20 leerlingen makende
te zamen een aantal van 322 leerlingen.