44
HOOFDSTUK IV.
973.557.885
f
f
18.496.054.145
18.404.499.145
91.555.—
Geldmiddelen.
Naar de laatste door Gedeputeerde Staten afgesloten
rekening (art. 221 der wet van 29 Juni 1851, Staatsblad
No. 85) over het dienstjaar 1907 bedragen:
de ontvangsten
en de uitgaven
zoodat die rekening sluit met een batig
saldo van
Verder verwijzen wij naar de staten (Bijlagen 7 en 8),
die den aard der ontvangsten en der uitgaven afzonder
lijk vermelden.
Het saldo der rekening is het verschil tusschen het
voordeelig saldo der gewone ontvangsten en uitgaven
ad f 988.509.995 en het nadeelig saldo der buitengewone
ontvangsten en uitgaven ad f 14.952.11. Over het saldo
van „gewoon” werd ten bate van den dienst 1908
beschikt tot een bedrag van f 123.943.165, terwijl het
overige ad f 864.566.83 ten goede kwam aan den dienst
1909. In het nadeelig saldo van „buitengewoon” was
begrepen een bedrag van f 14.836.92, dat nog van het
Rijk moest worden ontvangen als bijdrage in de kosten
van schoolbouw; dit bedrag is op den dienst 1908
overgebracht, terwijl het overige ad f 115.19 in den
post „geldleening” dienst 1908, is opgenomen.
Volgens de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde
is het geraamd
begrooting voor het dienstjaar 1909
bedrag
der ontvangsten
en der uitgaven
Batig saldo
Op 23 December 1907 werd tegen den koers van
993/4 pCt., opengesteld de inschrijving op 6000 obligatiën
a f 1.000.van de 4 pCt. geldleening, groot ten hoogste
f 10.000.000.—, tot het aangaan van welke leening
de Gemeenteraad besloot in zijne vergadering van 25
November 1907.
f 19.782.486.15
- 18.808.92S.265
Zie hiervoor biz. I van de toelichting der begrooting voor 1909.