Bjjlage 32
VERSLAG van den staal der Gemeentebank
van Leening le 's-Gravenhage over 1908.
Volgens art. 9, al. 3, sub a der Verordening (no. 20
van 1907) voor de Gemeente-Bank van Leening heb ik de
eer bij de rekening over 1908, het verslag aan te bieden
van den staat der instelling.
Alvorens tot het vermelden van cijfers over te gaan dient
te worden opgemerkt dat, terwijl de verschillende opgaven,
evenals vroeger, ook nu wéér zullen geschieden met bij
voeging van een of meer vorige jaren, vergelijking met die
jaren over het algemeen niet kan plaats hebben, omdat de
Bank van 1 Januari dezes jaars af werkte onder de gewijzigde
bepalingen van de nieuwe Verordening, welke wijzigingen
voornamelijk invloed uitoefenden op de volgende rubrieken
om de daarbij aangegeven redenen.
lo. Beleening. Als gevolg van den verkorten staantijd der
panden van 15 tot 6 maanden moest het aantal beleeningen
stijgen, omdat van elk pand dat binnen 6 maanden niet was
gelost, de beleening moest worden vernieuwd, waarom dus
meerdere panden twee maal in hetzelfde jaar in de beleen-
registers voorkomen. Daarentegen zou het geven van voor
schotten op pensioenen en het beleenen van Effecten, sedert
1 Januari 1908, weder tot vermindering van de andere soort
beleeningen aanleiding kunnen gegeven hebben.
Het naar evenredigheid veel hoogere „verstrekte voorschot”
in dit jaar zou kunnen voortkomen: lo door hoogere taxatie
der panden, 2o door de nieuwe beleening op effecten en de pen-
sioensvoorschotten, die voor het meerendeel bestaan uit flinke
bedragen en 3o door de vernieuwing der beleeningen, waar
door ook vele grootere panden twee malen in dit jaar in de
beleening zullen voorkomen.
2o. Administratieloon. Daar vóór 1 Januari 1908 het admini
stratieloon bij de beleening werd afgehouden en na dien
datum bij de lossing moest worden betaald, waren de ont
vangsten in het begin van dit jaar, zooals uit de maande-
lijksche opgaven zal blijken, zeer gering en namen slechts