dienst der postpakketten aan het- station den Haag der maatschappij. Nadat een commissie uit de Kamer zich door persoonlijk onderzoek van een en ander op de hoogte had gesteld, moest zij de geuitte klachten als volkomen gegrond erkennen. Ten eerste was het reeds op zich zelf ondoelmatig, dat de bedoelde toegangsweg aan de buitenzijde van het viaduct over den Rijswijkschen weg moet worden gezocht. Ernstiger bezwaar was, dat dezelfde weg ook gebruikt wordt voor het vervoer van vee, waardoor hij op dagen van druk vee- vervoer onbegaanbaar wordt. Eindelijk moet voor het berei ken van het bestelgoederenbureau nog de spoorweg naar Amsterdam worden overgestoken, welke overweg door het veelvuldig rangeeren zeer dikwijls gesloten is. Een en ander maakt een bezoek aan het bedoelde bureau niet alleen onge riefelijk, maar ook tijdroovend. Het ontging de Kamer daarbij niet, dat deze toestand het gevolg is van de belangrijke wijzigingen, welke het emplace ment onderging in verband met de exploitatie van den elec trischen spoorweg naar Rotterdam. Dat tijdens de voltooiing dezer werken de toestand minder gunstig was, zou de Kamer hebben aanvaard als noodzakelijk gevolg van een overgangs toestand. De bedoelde electrische lijn was echter thans in gebruik genomen en de Kamer vreesde, dat het de bedoeling was den thans bestaanden toegangsweg naar het bestelgoederenbureau te bestendigen. Daarom meende zij de boven uiteengezette bezwaren ter kennis van den Raad van Administratie te moeten brengen met verzoek zoodanige maatregelen te nemen als tot weg neming daarvan zouden kunnen leiden. In het daarop van de H.IJ.SM. ontvangen antwoord werd medegedeeld onder erkenning, dat de ligging der bestel- goederenloods niet gunstig is, dat thans geen mogelijkheid werd gezien daarin verandering te brengen. De aandacht van den Raad van Administratie bleef echter op deze zaak gevestigd en zoodra de gelegenheid tot ver betering zich voordeed, zou die gaarne ook in het belang van het verkeer der Maatschappij worden overwogen. VIII. tot Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, naar aanleiding van een adres, door de Amsterdamsche Expediteursvereeniging tot Zijne Excellentie gericht, betref fende de wenschelijkheid, dat de nieuwe schepen der stoom vaartmaatschappij „Zeeland” hier te lande zouden worden gebouwd. Paar de Kamer zich geheel met den in houd van dit stuk 40 3o VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 875