39
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
meester en Wethouders werd mitsdien door de Commissie
in overweging gegeven om daartoe eene aanschrijving te
richten tot de eigenaren van de betrokken perceelen.
Het lid van den Gemeenteraad, de heer Mr. A. J. E. A.
Bik, verzocht der Commissie hem in verband met zijne
desbetreffende motie te willen voorlichten omtrent de vraag
in hoeverre naar het oordeel der Commissie hygiënische
belangen betrokken zijn bij de demping van de sloot langs
de Javastraat en van het onoverkluisd gebleven gedeelte
van de Beek langs de Zeestraat. Deze zaak was bij het
einde van het verslagjaar nog in behandeling.
De. Sub-Commissie, aan welke was opgedragen te onder
zoeken of er een bijzondere reden was aan te geven, waar
om de Haagsche grachten in de laatste jaren omstreeks de
maand October zooveel sterker vervuild waren dan in
andere tijden van het jaar, rapporteerde in het begin van
het jaar dat kennisneming van de statistische gegevens,
welke het Hoogheemraadschap van Delfland omtrent het
inlaten van rivierwater in den boezem door de sluizen in
den rivierdyk langs de Maas, verzamelt, geenerlei abnor
male omstandigheid in de waterinlating op den voorgrond
deed treden, zoodat voor den werkelijk onuitstaanbaren
stank, welke in October 1907 uit de grachten opsteeg geen
andere dan de reeds herhaaldelijk gegeven verklaring was
te vinden, dat het water uit Delfland, dat door ’s-Graven-
hage naar zee wordt afgevoerd, onze gemeente reeds in
hoogst vervuilden toestand binnentreedt. Wanneer dit ver
vuilde water dan in onze gemeente (bijv, door minder
krachtige loozing by hooge ebbestanden in zee) langeren
tyd in de grachten staan blyft, geraakt het bij eenigszins
warm weder in zulk een toestand van bederf, dat door de
kwalyk riekende gassen, welke daaruit opstijgen, de ge
zondheidsbelangen der omwonenden geschaad kunnen worden.
De Commissie wendde zich naar aanleiding van dit
rapport tof den Gemeenteraad met het verzoek, dat van
gemeentewege by de Regeering andermaal ernstig zou
worden aangedrongen om te willen bevorderen dat de zoo
gewenschte wettelyke verbodsbepalingen tegen de veronG