89
22
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
te gaan, welke voorwaarden moeten
124
toogd, dat het daaraan ten grondslag liggende denkbeeld
moeilijk uitvoerbaar scheen en dat het praktischer voorkomt
om by elke aanvrage, ■waartegen geen onoverkomelijke be
zwaren bestaan, na
worden opgelegd.
In aansluiting aan deze laatste zienswijze werd, ten einde
bij het stellen dier voorwaarden de noodige eenheid van
handelen te verkrijgen, aan de sub-Commissie voor de
Hinderwetzaken, ten dezen aangevuld met de Heeren Mr.
Hijmans en Mutters, opgedragen om in overleg met den
Directeur van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht
te dienen van praeadvies ten aanzien van de eischen, welke
aan lompenbewaarplaatsen behooren gesteld te worden.
Door den genoemden Directeur werd nu in overleg met
de Sub-Commissie ad hoe het navolgende rapport uitgebracht:
„De sanitaire nadeelen die uit lompen-bewaarplaatsen
voortspruiten, kunnen teruggebracht worden tot:
1°. stofverspreiding by aanvoer en afvoer van lompen,
bij het verwerken en voorts by iedere manipulatie
in de lokalen, wanneer niet streng de zindelijkheid
wordt in acht genomen;
2°. verspreiding van ongedierte;
3°. besmetting.
Gevaar voor brand kan hier buiten beschouwing blijven.
Bij het overwegen van maatregelen tegen de sub 1—3
genoemde nadeelen, welke in den vorm van voorwaar
den aan de Hinderwet-vergunning verbonden kunnen
worden, behoort in aanmerking genomen te worden, dat
de Hinderwet beoogt, het behartigen van externe be
langen en voorts, dat vele inrichtingen tot het bewaren
en het verwerken van lompen, öf onder de Veiligheids
wet, öf onder de Arbeidswet, öf onder beide wetten
ressorteeren, zoodat het geven van voorschriften die de
interne belangen raken, tot de bevoegdheid van den
inspecteur van den arbeid behoort.
In verband met de boven sub 1—3 genoemde nadeelen
worde ten aanzien van de op te leggen voorwaarden
opgemerkt