39 23 a. ad 1°. De nadeelen van stofverspreiding .kunnen ver meden worden door te eischen. dat: in- en uitpakken van lompen uitsluitend moet ge schieden in de inrichting zelf, met inachtneming van de voor ieder speciaal geval voor te schrijven maatregelen, om stofverspreiding naar buiten tegen te gaan; b. ter verzekering van de vereischte zindelijkheid, kan eveneens, in een vorm afhankelijk van plaat selijke omstandigheden, verlangd worden: 1°. de muren te ontdoen van behangsel en betengeling 2°. de muren öf plat vol te voegen, öf zoo de aard van het muurwerk zulks vereischt, goed vlak te berapen en vlak af te schuren; 3°. de hoeken tusschen muren onderling en met de zoldering en den vloer af te ronden; 4°. den floer in zoodanigen staat te onderhouden, dat afdoende reiniging mogelijk is; voor nieuwe in richtingen zal derhalve in den regel een naadlooze vloer verlangd moeten worden; 5°. de zoldering in goeden staat te houden, zoodat afslui ting van de boven gelegen lokalen gewaarborgd is 6°. zoodanige inrichting van ramen en deuren, dat stofverspreiding naar buiten wordt verhinderd; 7°. waar de aard van de inrichting en de plaatselijke omstandigheden zulks noodig doen achten, de vloeren waterdicht te bewerken; Onschadelijke afvoer van stof kan worden bereikt: door ventilatie-inrichting van voldoende capaciteit en van zoodanige inrichting, dat het stof ter vol doende hoogte boven het dak der inrichting en de daken van de belendingen wordt afgevoerd, eventueel in verbinding met doelmatig ingerichte stofvangers. Daarbij moet gezorgd worden voor doelmatigen aanvoer van lucht, zonder welke iedere ventilatie zonder effect blijft. Afhankelijk van de grootte der inrichting en van de plaatselijke omstandigheden kan mechanisch gedreven ventilatie geëischt worden, VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 975