39 27 D. Begraafplaatsen. Hieromtrent hebben wy niets mede te deelen. en Wethouders van ’s-Gravenhage geadviseerd had om ten opzichte der lompen- en beenderenpakhuizen art. 4,2° der Hinderwet in toepassing te brengen, daar hij dat het eenig ter zake afdoend middel achtte. Nog werd aan den Hoofdinspecteur geadviseerd omtrent eene aanvrage om vergunning voor een bewaar- en sorteer- plaats aan de Wateringsehestraat. Deze inrichting bleek reeds vjjf jaar zonder de vereischte vergunning in werking te zyn, was gevestigd in een paar oude woonhuizen en gelegen in een dicht bevolkte wijk, twee omstandigheden, die naar het oordeel der Commisssie het verleenen der hier gevraagde vergunning in hooge mate onraadzaam maakten. Burgemeester en Wethouders overwegende, dat de inrich ting niet voldeed aan de eischen, die ten aanzien van brand gevaar moeten gesteld worden, en dat het perceel Watering- schestraat n°. 58/60 zich niet leende om voldoende venti latie aan te brengen en om voldoende maatregelen tegen stofverspreiding toe te passen, weigerden de gevraagde vergunning. De belanghebbende kwam echter in hooger beroep en op advies van den Raad van State werd hem alsnog onder het stellen van voorwaarden vergunning verleend, waar mede een nieuw bewijs geleverd is hoe weinig gewicht dit Hooge College hecht aan den drang naar bescherming van de openbare gezondheid door middel van een behoorlijke toe passing van de Hinderwet ten dezen. Het is inderdaad be droevend om te zien, hoe bijna elke poging in de goede richting te dezer zake wordt verijdeld door het bijna zekere succes van een beroep op den Raad van State. In de houding van dien Raad te dezen opzichte zou eetster voor het ge meentebestuur een argument te meer kunnen gelegen zyn, om over te gaan tot het in toepassing brengen van art. 4, 2° der Hinderwet. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 979