39 38 VERSLAG DEB GEZONDHEIDSCOMMISSIE. I Naar aanleiding van een door den medischen Inspecteur van de Volksgezondheid toegezonden klacht over de bezwa- •t „over de perceelen, waarvan volgens de teekening slechts „een deel voor openbare straat is bestemd?” lag naar het oordeel der Commissie niet op den weg van het Staatstoe zicht op de Volksgezondheid, omdat die vraag uitsluitend raakte de zuiver technische kwestie of onteigening der hier- bedoelde perceelen in hun geheel noodzakelijk was om de voor genomen werken te kunnen uitvoeren. De tweede vraag luidde: „Voor welke der perceelen sub 1°. „bedoeld, en voor welke, die niet voor het uitvoeren van de „straatverbreeding noodig zyn, is onteigening noodzakelyk „te achten ten behoeve van eene behoorlijke bebouwing aan „de verbreede straten en voor welke van die perceelen mede, „dan wel uitsluitend, in het belang van de volkshuisvesting?” De Commissie antwoordde, dat een paar der hierbedoelde perceelen intusschen reeds door de Gemeente waren aange kocht geworden, en dat naar haar oordeel voor eene be hoorlijke bebouwing van het restant van perceel Sectie A. F. n°. 600 onteigening van de nummers Sectie A. F. 598, 599 eu 601 noodzakelijk was te achten, aangezien bedoeld restant slechts ongeveer 4 M. diep zou worden. In het algemeen was de Commissie van meening, dat op ruiming van het grootste gedeelte van de daar ter plaatse aan en naby de Wassenaarsche straat bestaande bebouwing in het belang der volkshuisvesting is te achten. De derde vraag, luidende: „Zouden er termen zijn voor „toepassing van artikel 77 en volgende der Onteigeningswet „(paragraaf 5 der Woningwet), zoo ja, ten aanzien van welke „perceelen en welk der in genoemd artikel 77 bedoelde „gevallen is dan aanwezig te achten?” kon naar de meening der Commissie in verband met het bovenstaande onbeant woord blijven. Immers, nu door de gemeente alsnog waren aangekocht de perceelen Sectie A. F. n08. 588 en 590, bleven slechts over perceelen welke öf, althans voor een deel, noodig zijn voor de beoogde straatverbreeding zelve, öf onteigend zouden moeten worden om eene behoorlijke bebouwing aan de verbreede straten te kunnen verkrijgen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1908 | | pagina 990