54
20
Z
Zingen.
Aan de candidaten werd gelegenheid gegeven hare ge
oefendheid te toonen d»or het zingen van een lied naar
keuze en van drie stukjes van het blad, met een tot drie
voorteekens en opklimmende in moeielykheid ten opzichte
van maat en intervallen.
Ook werd onderzocht, of de candidaten zich rekenschap
hadden gegeven van de moeielykheden, die zich voordoen
bij het leeren van een zangstukje aan jonge kinderen en
of haar bekend was, waarop daarby moet gelet worden,
opdat de leerlingen van het zingen geen nadeelige gevolgen
ondervinden.
Het lied naar keuze werd meestal goed, soms uitstekend ge
zongen. Sommige candidaten kozen een onbeteekenend stukje
of een, waarby tekst en muziek niet overeenstemden, wat de
beoordeeling der voordracht zeer moeielijk maakte. Het zingen
van het blad was door de meesten voldoende beoefend.
Zij, die transponeerden, brachten het in den regel verder
dan degenen die zulks niet deden.
Het meerendeel bleek wel nagedacht te hebben over de
wyze, waarop zij zangonderwijs zouden geven of had althans
met eene goede methode kennis gemaakt.
Anderen, wier muzikaal gehoor onvoldoende ontwikkeld
was, of by wie dit geheel ontbrak, zou men zeker het zang
onderwijs niet met gerustheid kunnen toevertrouwen.
1'eekenen.
De tyd voor de by het schriftelijk examen verstrekte
opgave bedroeg 2 uur; naar verkiezing mocht met potlood
of met zwart krijt gewerkt worden en op grijs teekenpapier.
Bepaalde voorkeur voor één der beide opgaven schijnt
niet bestaan te hebben: er waren ongeveer evenveel be
werkingen van A. als van B.
Uit de ingeleverde teekeningen bleek, dat het illustratief
teekenen door alle candidaten, maar uit den aard der zaak
met zeer verschillend resultaat, beoefend was. Er waren
weinig zeer goede, een groot aantal vry goede of voldoende,
maar ook enkele beslist onvoldoende teekeningen, waarin elk
gevoel voor juiste proportie en goeden vorm ontbrak.
Hoewel zulks een gevolg kan zyn van gebrek aan aanleg,
moet niet vergeten worden, dat in dat geval wat meer
oefening en studie toch wel kan leiden tot het vóórtbrengen
van iets dragelyks.
Voor het tweede gedeelte w'erd voor elke candidaat eene
bepaalde opgave verstrekt, als: strykende vrouw, spittende
man, tollende jongen, ballend meisje, roeiende schipper-
e.d., uit te voeren met wit kryt op zwart bord.
VERSLAG BEW’AARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.