(6e Afd.) versl. v. d. comm. t. wering v.schoolverz. 22 21 digden van de verschillende commissieafdeelingen hier ter stede, hare werkzaamheden niet heeft kunnen beëindigen. Onder deze omstandigheden meende onze Commissie een rondschrijven tot de zustercommissiën te moeten richten, waarbij deze werden uitgenoodigd haar gevoelen te doen kennen 'over de thans te volgen gedragslijn. Uit de ontvangen antwoorden blijkt, dat de commissiën in 3 afdeelingen eene afwachtende houding wenschten aan te nemen omtrent den loop van zaken in het jaar 1909, die in één afdeeling wetswijziging wilde afwachten, welke ver scherpende bepalingen behoort mede te brengen en dat in geen der afdeelingen noodzakelijk werd geoordeeld, op nieuw eene gecombineerde vergadering te beleggen tot onderzoek dezer aangelegenheid. Vermits inderdaad in den laatsten tijd over 't algemeen het aantal belanghebbenden, die aan de oproeping gehoor geeft, gunstiger is dan vroeger, heeft onze Commissie geen bedenking gemaakt, zich by laatstbedoelde conclusie neêrte leggen. In hare op 27 Mei 1909 gehouden vergadering besloot de Commissie adhaesie te betuigen aan het, blijkens de dag bladen (die in deze hunne tusschenkomst verleenden), door de Commissiën tot wering van schoolverzuim te Haarlem geopperde denkbeeld, om, in het belang van een goede werking der Leerplichtwet, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken in overweging té geven, bij eventuëele wijziging dier wet 1°. de termijnen tusschen de eerste overtreding en de behandeling voor het Kantongerecht, als bedoeld in artikel 21 der wet, aanmerkelijk te verkorten 2°. eene bepaling op te nemen, dat in geval van ziekte desgewenscht een door een geneeskundige afgegeven ver klaring worde overgelegd, of zijns inziens het schoolverzuim al dan niet gewettigd is 3°. eene bepaling op te nemen, welke in het belang v:in den aansprakelijken persoon deze na oproep verplicht, vóór de Commissie tot wering van schoolverzuim te ver- I schijnen, en voorts bij eventueele wijziging der arbeidswetgeving, eveneens in het belang eener goede werking der Leerplichtwet te bepalen, dat het verboden is, aan een leerplichtig kind een arbeidskaart uit te reiken. De Commissie ontving te zijner tijd een afdruk van het te.' "a^e den Minister gericht adres, d.d. 2 December 1909, waaruit tevens blykt, dat door zuster-commissiën in een tal Gemeenten instemming werd betuigd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1909 | | pagina 725