Bijlage 32 VERSLAG van den staal der Gemeentébank van Leenmg te 's-Gravenhage over het jaar 1909. Ter voldoening aan art. 9, al. 3, sub a, der Verordening (No. 20 van 1907) voor de Gemeentebank van Leening, heb ik de eer U, bij de rekening over 1909, het verslag aan te bieden van den staat der instelling. Even als het vorige jaar dient er op gewezen, dat het ook dit jaar niet mogelijk is, bepaalde gevolgtrekkingen te maken uit het verschil in de opgegeven cijfers der laatste jaren, wat uitsluitend daaraan is te wijten, dat de werkzaamheden in de Bank nog steeds in een staat van overgang verkeeren door de moeilijkheid om in een kort tijdsverloop alle panden tot den in bovengenoemde Verordening vastgestelden korteren staantijd van 6 maanden terug te brengen. Ofschoon door adverteeren, het uitgeveh van strooibiljetten enz. het publiek steeds werd opmerkzaam gemaakt op de nieuwe bepalingen van de Verordening en wel voornamelijk wat den staantijd der panden betreft, bleven nog zóóvelen nalatig in het vernieuwen der beleeningen, dat een groot verlies van panden, ten nadeele der pandgevers te wachten was indien op den juisten tijd tot verkoop was overgegaan. Als overgangsmaatregel is het dus noodig voorgekomen in het belang van de beleeners en van de Bank, om dezen korteren staantijd slechts geleidelijk in te voeren. Behalve het gewone aantal te verkoopen panden van winstens 15 maanden kon het onafgeloste gedeelte van de panden met staanstermijnen van volle 14, 18, 12, 11 en 10 baanden in den verkoop worden opgenomen, zoodat nog een restant van de panden met staanstermijnen van volle y> 8> 7 en 6 maanden aan de eerst volgende verkoopingen moet worden toegevoegd om voor alle panden een zesmaandelijk- sehen staantijd te hebben verkregen. Een gevolg daarvan is, dat de rente opbrengst hooger is ,an in volgende jaren is te verwachten, omdat de rente, in e Panden die op het oogenblik te lang verblijven in de ■A

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1909 | | pagina 826