27
c.
1.
12.
13.
d. Instellingen in het belang der Nijverheid.
1.
2.
3.
2.
3.
4.
5.
6.
9.
10.
op verschillende kantoren, 1 studeert voor het Staatsexamen,
1 voor het examen voor aanwijzing tot candidaat consulair
ambtenaar, 1 is voor den handel bestemd, maar vervult eerst
zijn militairen dienstplicht, 1 beoefent in ’t buitenland de
moderne talen en 1 bezoekt de suikerschool te Amsterdam.
Verschillende handelsinrichtingen en fabrieken werden be
zocht, o. a. de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij alhier, de Kon.
Ned. Fabriek van Gouden-, Zilveren- en Diamantwerken te
Voorschoten, het Koloniaal Museum te Haarlem, de confectie
fabriek van Isaac Bendien Jzn., en de Fabriek van Wollen
Stoffen van J. H. ten Bos te Almelo, en een leemgroeve en
steenbakkerij te Gronau, de Fabriek der Maatschappij voor
Landbouw en Beetwortelsuiker industrie te Zevenbergen, Van
den Bergh’s Limited Margarinefabriek, Maatschappij voor
Scheeps- en Werktuigbouw „Feijenoord”, en de Havenwerken
te Rotterdam.
Deze bestonden uit:
Het departement ,’s-Gravenhage” der te Haarlem ge
vestigde Maatschappij van Nijverheid.
De vereeniging voor Handel, Nijverheid en Gemeente
belangen.
De vereeniging „Scheveningen’s belang”.
Inrichtingen in het belang der werklieden.
Voorzoover de Kamer bekend is, waren hier gevestigd:
De vereeniging tot bevordering van ambachten onder
de Israëlieten.
De leesinrichting voor den ambachtsman.
De ’s-Gravenhaagsche Volksgaarkeukens.
Dë vereeniging tot verbetering der woningen van de
arbeidende klasse.
De Haagsche maatschappij voor kosthuizen.
De Nederlandsche nationale vereeniging voor werklieden.
De algemeene ’s-Gravenhaagsche Werkliedenvereeniging.
De ’s-Gravenhaagsche Ambachtsvereeniging.
De Nederlandsche pensioenvereeniging voor werklieden.
Het Nederlandsch Werkliedenfonds.
Het waarborgfonds voor het Nederlandsch Werklieden
fonds.
De vereeniging tot oprichting en instandhouding van
het suppletiefonds voor de pensioenen van oude werk
lieden en bedienden.
De ’s-Gravenhaagsche Toynbeevereeniging „Ons Huis”.
8’.
11.
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. 35