38 F Bezwaar makende tegen den voorgestelden maatregel vestigde de Kamer er de aandacht op, dat de smokkelarij door een aan zienlijke verhooging in de hand zou worden gewerkt, terwijl de vervalsching zou toenemen, waarvan in hoofdzaak de min gegoeden het slachtoffer zouden worden. Alweder in hooger mate zou de staat belang krijgen by het gebruik van sterken drank. Velen zouden door deze ver hooging in hun bedrijf worden bemoeilijkt en met name de fabrikanten zouden weder een hoogere borgstelling noodig hebben, terwijl zij bij wanbetaling hunner'debiteuren behalve grondstof en winst ook nog het veel belangrijke!' bedrag van den accijns verliezen. Op al deze gronden werd de Tweede Kamer verzocht aan het bedoelde wetontwerp haar goedkeuring te onthouden. F II. tot den Inspecteur der Posterijen en Telegrafie te ’s-Gravenhage naar aanleiding van een missive van den Directeur-Generaal betreffende de voorgenomen wijziging in de uren van openstelling der kantoren in verband met de invoering der Amsterdamschen tijd. Na 1 Mei zouden de uren van openstelling met 10 minuten worden verlaat. Met den Inspecteur was de Kamer van oordeel, dat vroegere openstelling door deze wijziging niet noodig werd gemaakt. III. tot zyne Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel ter beantwoording van een schryven, waarin het oordeel der Kamer werd gevraagd omtrent een ontwerp-algenieenen Maatregel van Bestuur, als bedoeld in art. 4 der Arbeidswet. Het antwoord der Kamer luidde als volgt: Naar aanleiding van het bij Haar hiernevens aangehaald schrijven aan onze Kamer ter overweging gezonden ontwerp met toelichting van een algemeenen maatregel van bestuur als bedoeld bij art. 4 der Arbeidswet, hebben wij de eei het volgende onder de aandacht van Uwe Excellentie te brengen. Het onderzoek van het ontwerp geeft ons slechts aanleiding tot enkele opmerkingen, daar vele bepalingen betrekking hebben op industrieën, welke binnen ons ressort niet worden uitgeoefend, en zij daardoor aan ons oordeel worden ont trokken. In de eerste plaats werd onze aandacht getrokken door art. 1 laatste lid, waar wordt verboden een persoon beneden 14 jaren arbeid te doen verrichten, bestaande in loopwerk, tusschen 9 uur des namiddags en 5 uur des voormiddags. Het komt onze Kamer voor, dat, wil men dezen arbeid tot het aangegeven uur ’s avonds toelaten, de leeftijd, be- 35 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1909 | | pagina 904