43 algemeenen maatregel van bestuur tot uitvoering van de artt. 5, 9 en 17 der Schepenwet de Kamer aanleiding had gegeven. In art. 2 van het ontwerp werd o.a. voorgeschreven, dat ankers en kettingen in voldoend aantal aanwezig moeten zijn, terwijl deze aan hiertoe bevoegde inrichtingen moeten zijn onderzocht. De Kamer meende hieromtrent te mogen opmerken, dat visschersschepen geen kettingen doch kabels gebruiken voor hunne ankers. Het zou h.i. wenschelijk zijn te lezen: ankers, kettingen en kabels. Tevens zou voorzien moeten worden in de gelegenheid om kabels ter plaatse, i.c. te Schevingen te doen onderzoeken op hun deugdelijkheid. De in bijlage 1 krachtens art. 13 toegekende vergoeding by niet gerechtvaardigde aanhouding kwam voor visschers- vaartuigen te gering voor. Volgens een berekening, de Kamer van Scheveningsche zijde verstrekt, zou de vergoeding per dag voor een logger bedragen f5.De Kamer meende, dat dit bedrag geenszins in evenredigheid was met de werkelijke schade in zulk een geval veroorzaakt. Een verloren vischdag beteekende een gemiddelde schade van f 100.Naar dezen maatstaf zou de vergoeding per ton fl.— moeten bedragen. Het in art. 14 yoorgeschreven inzage geven van het journaal na iedere reis aan den bevoegden ambtenaar kwam de Kamer noodeloos omslachtig voor. Het wilde haar voldoende voor komen, indien deze verplichting werd beperkt tot het geven van inzage na afloop van hetzij de trawl-, hetzij de haring- visscherij. In verband hiermede werd de wenschelijkheid betoogd, dat Scheveningen als standplaats voor een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie werd aangewezen. Art. 18 zou verstond de Kamer den zin dezer bepaling in verband met de wet goed ook aan schokkers en garnalen booten, voorzoo ver zij de Noordzee bevaren, de verplichting opleggen een boot aan boord te hebben. Was deze opvatting juist, dan kwam de bepaling in de practijk moeilijk uitvoerbaar voor met het oog op de afmeting der genoemde vaartuigen. VUL tot het bestuur van het Bakkerscomité ter mede- deeling van de resultaten, waartoe een op verzoek van voor- noemd bestuur ingesteld onderzoek van het door Zijne Excellentie den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel samengesteld voorontwerp tot afschaffing van den nacht arbeid in bakkerijen de Kamer had geleid. De Kamer had deze zaak in handen eener commissie gesteld. De meerdergeid der commissie was van oordeel, dat bij Zondagsrust en wettelijke invoering van een ploegen- VEBSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. 35

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1909 | | pagina 909