39
19
D. Begraafplaatsen.
Hieromtrent hebben wii niets mede te deelen.
HOOFDSTUK IV.
Volkshuisvesting.
Gelijk reeds in het vorig jaarverslag werd vermeld, gaf
de Commissie aan den Hoofdinspecteur van de Volksgezond
heid in overweging om het besluit van den Gemeenteraad,
waarbij aan W. C. van der Laan vrijstelling werd verleend
voor den bouw van een schouwburg c. a. op zyn tusschen
de Parkstraat en de Willemstraat gelegen terrein op meer
dan 10 M. achter de rooilijn, onder de aandacht te brengen
van den Minister van Binnenlandsche Zaken ten fine van
vernietiging van dat besluit op grond van strijd met de wet,
aangezien de Gezondheidscommissie daarop niet vooraf
gehoord was.
Van den Hoofdinspecteur kwam daarop bericht, dat de
Minister voor vernietiging van het gewraakte besluit geen
termen had gevonden en zich vereenigde met het door Ge
deputeerde Staten van Zuid-Holland ten dezen gegeven advies.
Gedeputeerde Staten nu waren van oordeel, dat, hoezeer
het hooren der Gezondheidscommissie hier gewenscht ware
geweest, de wet daartoe in dit geval aan het Gemeentebestuur
geene verplichting oplegde, omdat het geen Raadsbesluit
gold in het belang der volksgezondheid genomen. Ook al zou
men dit Raadsbesluit kunnen brengen onder die betreffende
de volkshuisvesting (wat h. i. nog zeer twyfelachtig was),
bleek naar de meening van Gedeputeerde Staten uit de
kennisneming van de stukken, dat dat besluit zeker niet
genomen was in het belang der volksgezondheid.
Uit een en ander blijkt naar het oordeel onzer Commissie
dat de autoriteiten een opvatting huldigen van het bepaalde
bij art. 6 der Gezondheidswet, welke er toe zal kunnen leiden
dat het hooren van de Gezondheidscommissie voortaan in
vele gevallen straffeloos door de Gemeentebesturen wordt
nagelaten. Wanneer het voor Gedeputeerde Staten nog twyfel
achtig is of een vraag omtrent het al of niet wenschelyke
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
i