39
I
Hoogteligging.
Bijna alle vertrekken bevinden zich op de eerste of tweede
verdieping; op den beganen grond worden de paarden gestald.
Vocht is door ons in de woonvertrekken niet waargenomen.
Toestand van de manschappenkamers en de
verdere verblijven.
a. De kamers voor de manschappen. Ook hier is weder
hetzelfde stelsel gevolgd als in al onze Nederlandsche kazernes,
n.l. het éénkamerstelsel. Ook hier dus geen afzonderlijke
eetzaal, geen afzonderlijk dagverblijf, geen poets- en berg-
lokaal, geen ruimte voor het uitkloppen, drogen en reinigen
van kleeding- en uitrustingsstukken, en bovendien geen
nachtprivaten en -urinoirs, noch ook een waschlokaal in
onmiddelijke verbinding met de slaapzaal. Al trett men in
deze kazerne niet aan de galerijen der Oranjekazerne, de
toestand in de manschappenkamers is daarom nog lang niet
gunstig. Gunstiger is alleen de toetreding van licht tot alle
deelen van het vertrek. Maar overigens zijn de gebreken
dezelfde. Wat betreft de hoogte der vertrekken valt te con-
stateeren dat die op de eerste verdieping 3.23 M. bedraagt
en alzoo niet in behoorlijke verhouding staat tot de groote
van de meeste kamers. Zoo heeft bij een hoogte van 3.23 M..
kamer D No. 2 een oppervlak van 20 bij 5.80 M., kamer D No. 10
van 27.70 bij 5.70 M.; kamer D No. 11 van 25 90 bjj 5.70.
Op de tweede (de zolder-) verdieping is de hoogte nog
geringer. Bij een hoogte van 2.40 5, 2.50 M. heeft kamer D
No. 29 een oppervlak van 23.92 X 11-80; kamer D No. 33
van 22.90 X 12.06 M., kamer D No. 31 (onderofficierskamer
van 5.70 bij 7.35 M. In het algemeen mag men dus zeggen,
dat de verdiepinghoogte te gering is.
Wat de ventilatie dezer lokalen betreft, die geschiedt uit
sluitend door de ramen. Andere ventilatieinrichtingen zijn
niet voorhanden. Valramen met zywangen zijn in deze
kazerne onbekend In een der troepenkamers (D No. 2) treft
men behalve de schuiframen één tuimelraam aan; in een
andere door haar diepte achterin niet behoorlijk verlichte
kamer (D No. 14) zijn niet anders dan twee schuiframen
aanwezig, zoodat daar, naar ons werd medegedeeld, des
40
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.