39
Krachtens artikel 7 der Verordening op den Ontsmettings-
dienst hadden Burgemeester en Wethouders daarna aan te
wijzen een aan de Gemeente verbonden geneeskundige, wiens
werkkring ten opzichte van den Ontsmettingsdienst, nader
door hen in een instructie zou moeten worden geregeld.
Alvorens tot de benoeming van dien medicus-adviseur over
te gaan en na overleg met den benoemde, zijne instructie
vast te stellen, wenschten Burgemeester en Wethouders van
de Commissie te vernemen, in welke richting van medische
wetenschap naar haar gevoelen de te benoemen titularis zich
in het bijzonder moest hebben bewogen.
De Commissie antwoordde, dat het naar haar oordeel in
de gegeven omstandigheden het meest gewenscht was als
adviseur van den ontsmettingsdienst aan te wijzen een
medicus-hygienist. Als zoodanig werd ten slotte aangewezen
het lid onzer Commissie, de heer S. A. W. Vrijland voornoemd,
die de benoeming aanvaardde.
De Commissie vestigde de aandacht van Burgemeester en
Wethouders en van den Hoofdinspecteur van de Volksge
zondheid op eenige te Scheveningen voorgekomen typhus-
gevallen, welke het vermoeden zouden kunnen wettigen dat
men hier te doen had met een besmettingshaard.
Een nauwgezet en omstandig onderzoek kwam der Com
missie noodzakelijk voor en by Burgemeester en Wethouders
i
voorstanders is geweest van de inrichting van een eigen-
„lijken „ziektendienst” in tegenoverstelling van een ont-
„smettingsdienst in meer beperkten zin, waaruit als van zelf
„sprekend volgt dat alsdan zeker niet kan worden volstaan
„met een niet-deskundige aan het hoofd van zulk een
„dienst.
„Wij zouden Uwen Raad met aandrang willen verzoeken
„om van bovenstaande mededeelingin Uwe eerstvolgende ver-
„gadering in het openbaar melding te doen maken, ten einde
„alle verkeerde gevolgtrekkingen uit de woorden van den
„heer de Wilde zooveel mogelijk te niet te doen.”
Aan dit verzoek werd in de Raadsvergadering van 7 Maart
1910 voldaan.
60
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
i