I
42
’s-Gravenhage, 15 Januari 1911.
Art. 915. De antwoorden op art. 14 (form. N) worden
gedeponeerd op de Afd. O.
De Onderwijzer in Spreken,
L. VAN LIER.
Groep C bevat 3 uitstekend sprekende stotteraars. Ook
in groep E zijn er velen, die op den cursus niet en daar
buiten wel stotteren. Het zijn de „taaien.” Groep G bestaat
uit een groep zeer slechte sprekers. Groep B bevat leerlin
gen die door den neus spreken. 2 hebbeu een gesloten
gehemelte. Een idem met een gaatje en geen voldoend
aantal tanden, zoodat hjj geen f of s kan leeren. Ik moet
mij dus met rudementen tevreden stellen. Hier waren neus-
lispelaars, open en gesloten naselaars, naselaars na diphteritis.
Wy zyn dus dit jaar ruim bedeeld geworden. De resultaten
zijn goed. Groep F bestaat uitsluitend uit algemeene stame
laars, die op den grens van achterlijkheid staan. Zij eischen
den meesten zorg, geduld en volharding.
Groep II bleef gereserveerd voor lispelaars. Omtrent dit
spraakgebrek is geen nieuws op te merken. Groep X bevat
2 doofstommen en 1 hardhoorige, die les krijgen in het
afzien van den mond en grammatisch juist lezen en stellen.
Door haar gebrek kent de intelligente hardhoorige niet ’t
gebruik van voorzetsels. De vraag, waarnaast staat de kruik
is daardoor een soort van raadsel. De oudste doofstomme
leert best. Hot hoofd der school Van Ravesteynstraat helpt
haar Hink by ’t rekenen. De kleinste doofstomme leert weinig.
Zij wordt de dupe van de gebrekkige organisatie. Beter
ware ’t voor het kind, zoo het op een inrichting geplaatst
werd. Door een gebrek, waarover ik nog steeds van dr. Sikkel
een medisch rapport wacht, kan zij geen klappers of ploffers
<p t k) maken. De uitademingsstroom ontwykt dan door
den neus,
VERSLAG ONDERW. AAN SPRAAKGEBR. LEERLINGEN.