135
De sterkhellende wandelpaden werden wederom met
koolteer bestreken, ten einde bij regenslag het afspoeJen
te voorkomen.
De paardenpaden in de Scheveningsche- en in de
Nieuwe Scheveningsche Boschjes hebben eene opper
vlakte van 3900 M2.
Langs den Verhöullweg werd weder een gedeelte
hakhout op stam gedund en onderplant.
Vroeger werden deze bosschen, wanneer zij eene
zekere hoogte hadden bereikt en van onderen begonnen
kaal en doorzichtig te worden, gekapt, om uit de stobben
weder te kunnen uitgroepen. Het gevolg van deze
bewerking was, dat gedurende enkele jaren na die be
werking, zoolang het hout niet weder eene voldoende
hoogte had bereikt, de omgeving van alle beschutting
was ontbloot, hetgeen bij de aanwezigheid van de vele
en dicht bij elkander liggende wandelpaden zéér hinder
lijk was. Ook heeft in de laatste jaren het nog lage
hakhout zéér veel te lijden van meeldauw, waardoor
de groei zéér wordt belemmerd. Ook daarom wordt eene
algeheele kapping van bosch voor het behoud daarvan
bedenkelijk.
Bij de nu gevolgde wijze van werken, waarbij de
goed gevormde stammen door wegneming van de neven
staande gelegenheid krijgen om zich tot goede boomen
te ontwikkelen en het mogelijk is geworden door de
verkregen meerdere ruimte en het meerdere licht, den
grond met daartoe geschikt onderhout te beplanten,
blijft de beschutting door het hoogere hout behouden
en wordt de tocht daaronderdoor benomen door de
onderbeplanting.
Tot het afdekken van de verwoeste plaatsen in de
Scheveningsche en de Nieuwe Scheveningsche Boschjes
werd ongeveer 250 M3 baggeraarde gebruikt; deze
plaatsen werden met graszaad bezaaid.
Op „Houtrust” werd tot herstel van graspaden en ver
woeste plaatsen ongeveer 150 M3. baggeraarde verwerkt.
De groei van boomen en heesters kan gunstig genoemd
worden. De bloemen hadden door de koude en natte
weersgesteldheid veel te lijden hierdoor kwamen
enkele soorten niet tot hun recht.
De vele in het najaar van 1909 en in het voorjaar
van 1910 verplante zware boomen slaagden uitstekend.