By lage 50 A VERSLAG betreffende den toestand van den Gemeentelijken Ontsmetting sdienst. Het vaststellen der Verordening voor den Gemeentelijken Ontsmettingsdienst door den Gemeenteraad in zijn vergade ring van 21 Maart 1910 is, zoowel uit oogpunt van bestrijding der besmettelijke ziekten, als van organisatie der hiertoe aangewende middelen, voor de Gemeente van groote beteekenis geweest. Stond toch vroeger niet vast tot hoever de zorg der Gemeente zich te dezen opzichte uitstrekte, en bepaalde zich o.a. het ont smetten van woningen en goederen gewoonlijk tot die van on en minvermogenden, thans wordt kosteloos ontsmet bij iedereen te wiens huize een der in de Wet van 4 December 1872 (Stbl. 134) genoemde ziekten heeft geheerscht, terwijl mede ontsmetting kan plaats hebben ter zake van andere, niet in die wet ge noemde ziekten, in dit geval evenwel tegen betaling, be houdens de bevoegdheid van den Burgemeester om ook hier kostelooze ontsmetting toe te staan. Verder zal ingevolge de Verordening een nieuw gebouw met ontsmettingsoven, observatieinrichting en badinrichting worden gesticht, waar na meer en beter dan thans geschiedt, gelegenheid kan worden gegeven aan personen uit besmette omgeving om zich te ontsmetten, terwjjl de organisatie daarna menige verbetering zal kunnen ondergaan en eerst dan geheel tot haar recht zal kunnen komen. Het voornaamste door de vaststelling der Verordening bewerkt, is wel dat de verschillende werkzaamheden, die voorheen bij onderscheidene diensten waren ondergebracht, thans onder de verantwoordelijkheid van één hoofd zijn gesteld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1910 | | pagina 1496