51
3
bond, tegen dit stelsel ingébracht, waren in de werkelijkheid
gebleken ongegrond te zijn. En toen dan ook bij een tweetal
samensprekingen van den Voorzitter en den Secretaris van
het Bestuur met een drietal vertegenwoordigers van den
Haagschen Bestuurdersbond, ten doel hebbende het bestaande
geschil te vereffenen, de eisch gesteld werd om, door een
onbeperkt ballotagerecht, de zoogen. ongeorganiseerden
voortaan niet meer toe te laten, kon uit den aard der zaak
aan dien eisch niet voldaan werden. Deze samensprekingen
konden alzoo, vermits deze eisch werd gehandhaafd, niet tot
een gewenscht resultaat leiden.
Verplichte deelneming der leden lag stellig op de lijn der
ontwikkeling van het Gemeentelijk Werkloozenfonds, ook
al ontveinsde het Bestuur zich geenszins de moeilijkheid
aan die verplichte deelneming verbonden voor de werklieden-
vereenigingen, die uit verschillende soorten vaklieden bestaan.
Voor die moeilijkheid zou echter het Bestuur niet uit den
weg mogen gaanen dit te minder aangezien toch bij een
splitsing der leden van een werkliedenvereeniging naar de
vakken, het bedrag der premie niet voor ieder lid hetzelfde
behoefde te zijn.
Intusschen tot de invoering van de verplichte deelneming
kwam het in 1910 niet. In afwachting daarvan kan echter
wel door het Bestuur worden geconstateerd, dat de goede
resultaten van het hier bestaande stelsel stellig niet geringer
zijn dan in die gemeenten, waar het z.g. Gentsche stelsel
bestaat. In het algemeen moet helaas worden gezegd, dat
de werkloozenverzekering nog niet zóó is doorgedrongen tot
den kring der belanghebbenden als wel gewenscht is; gevolg
waarvan is, dat in geen enkele Gemeente geroemd kan
worden over de resultaten van den Gemeentelijken steun.
Dit mag echter niet aan eenig stelsel worden toegeschreven,
maar aan het gemis van inzicht bij de werklieden ten
opzichte van hun plicht om door sparen in casu het storten
van bydragen in een werkloozenkas, te zorgen voor de
dagen van werkloosheid, en voorts aan het gemis van
solidariteitsgevoel, zich uitend in zorg voor hun kameraden
ook al is het eigenbelang er niet bij betrokken.
Op grond van een en ander kan het Bestuur met volle
overtuiging verklaren, dat alle beweringen, alsof in vergelijking
met het Gentsche stelsel het hier bestaande stelsel mislukt
zoude zijn, beslist onjuist zijn.
In den loop van 1910 zijn 2 werklozenkassen toegetreden,
terwijl een vereeniging, St. Hubrecht, is opgeheven, en met
de vereeniging ook haar werkloozenkas.
Toegetreden zijn de ’s-Gravenhaagsche werkloozenkas, de
werkloozenkas voor zoogen. ongeorganiseerden, waarbij zich
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.