152
2°. Schoonheidscommissie.
In de Raadsvergadering van 18 April 1910 werd een
crediet verleend ten behoeve van een in het leven te
roepen commissie van deskundigen, die, daartoe door
B. en W. uitgenoodigd, hen zal adviseeren bij de be-
oordeeling van het uiterlijk aanzien van ontworpen
gebouwen en andere bouwwerken, welke aan schoon-
heidseischen hebben te voldoen.
Deze Commissie, z.g. Schoonheidscommissie, ving in
de maand Juni hare werkzaamheden aan.
Zij is samengesteld als volgt: Voorzitter, de heer D.
E. C. Knuttel, Rijksbouwmeester, aangewezen door het
Hoofdbestuur van de Maatschappij tot Bevordering der
Bouwkunst en de heeren J. Limburg, architect-ingenieur,
aangewezen door de afdeeling ’s-Gravenhage dier Maat
schappij, Jan L. Springer, Directeur der academie voor
Beeldende Kunsteft, aangewezen door den Raad van
bestuur dier academie, J. A. G. van der Steur, architect
en J. A. W. Vrijman, Rijksbouwmeester voor de onder
wijs gebouwen, aangewezen door Burgemeester en
Wethouders, terwijl de heer P. Bakker Schut, Ingenieur-
Afdeelingschef bij de Gemeentewerken, zich, desge
vraagd, bereid verklaarde het secretariaat der Com
missie te aanvaarden.
Voorts werd door de Commissie o. m. het volgende
medegedeeld
In 1910 werden door haar 12 vergaderingen gehouden.
van discussie uit. Aangenomen werd een motie van
Mr. Treub, waarbij de Raad besloot de beraadslaging
te schorsen tot het voorstel omtrent de gronden, die
voor uitgifte in erfpacht aangewezen zullen worden,
zal zijn ingediend.
In de Raadsvergadering van 4 April werd besloten
om eenige wijzigingen te brengen in het bij Raadsbesluit
van 21 Mei 1906, vastgesteld bij Raadsbesluit van
29 December 1908 gewijzigde plan voor de Laakhaven
terreinen. Tevens werd in deze vergadering besloten
tot wijziging van het Raadsbesluit van 21 Mei 1906
betreffende de exploitatie dier terreinen.