54
Lezen en verklaren.
De Walvischvangst.
Vertel eens, wat ge daar gelezen hebt. Wat is een ge
vaarlijk bedrjjf? Welke zijn de gevaren aan het terrein
verbonden’? Welke die van de vangst zelve? Kent ge andere
terreinen dan een jachtterrein? Waarom wordt zoo’n ijsberg
een gevaarte genoemd? Wat beteekent hier „onverbiddelijk”
Wordt het ook wel eens van een mensch gezegd? Wat zijn
de „ribben” van het schip? Waarmee wordt het schip alzoo
vergeleken? Wat is dan de „ruggegraat”? Wat beteekend
„turen”; zou „staren” hetzelfde beteekenen? Wat verstaat
ge onder een „spiedend” oog? Wat is een verspieder? Wat
beteekent „het lydt geen twijfel”? Geef zinnen met „leiden”
en „lyden”; ook in den verleden tijd. Is „wapen” hier let
terlijk of figuurlijk gebruikt? Geef een voorbeeld van figuur
lijk gebruik. Wat beteekent: „het ongewapend oog”? Waarom
staat „opgeschoten” in: „de lijn ligt opgeschoten” tusschen
aanhalingsteekens? Hebt u zoo iets wel meer ontmoet?
Wat doet de harpoenier? Waarom komt daar behendigheid
bij te pas? Wat beteekent „roerloos”? Waarom wordt die
walvisch een „kolossus” genoemd? Welk bijv. nw. is van
dat woord gemaakt? Wat is hier het spoor van den vluch
teling? Geef „opsporen” in een zin.
Dit deel van het examen gaf, wat het lezen en het ver
klaren van het gelezene betreft, geen aanleiding tot bijzondere
opmerkingen. De eenvoudige vragen over aardrijkskunde en
geschiedenis werden door de meeste candidaten vrij goed of
goed beantwoord.
Gelezen werd uit: „In Woord en Beeld VIII” van Meerwaldt
en Nijk; „Bonte Steenen” van Leopold en „Van Eigen Bodem”
van Honigh en Vos. De candidaten kregen 10 minuten tijd
om het te behandelen stukje over te lezen.
Hieronder volgen eenige vragen naar aanleiding van het
gelezene
Meerwaldt en Nijk „In woord en Beeld” 8ste stukje blz. 108.
Uit L. Leopold, „Bonte Steenen” A. blz. 100.
Een Tafereel uit het Zeemansleven.
Wat verstaat u door een „tafereel”? Wat geeft het tafereel
in deze les ons te zien? Vertel den inhoud eens in ’t kort,
"ad met hetzelfde opschrift de inhoud der les anders kunnen
zijn? Wat is een koopvaarder? Welke andere schepen be
varen de zee? Wat beteekent: „het heeft den oceaan door-
5
VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS.