54 gelegenheid gehad kennis te maken met een opgegeven zang stukje van eenvoudigen aard. Dit stukje werd vervolgens met de candidaten besproken. Van verschillende daarin voor komende teekens en technische termen werd de beteekenis gevraagd. Verder werden besprokende maatsoort en de wijze van maattellen, het muzikale accent in verband met woord- en zinsaccent; de plaatsen, waar adem gehaald mag worden de wijze van ademhalingde intervallen, waarbij het treffen van eenige eenvoudige, bijv, groote en kleine seconde (terts), reine kwart (kwint), octaaf. Ook werd ge vraagd naar den toonaard, waarin het stukje stondhet op noemen en zingen van eenige toonladders in majeur en mineur (in ryzing en daling). Vervolgens moest het stukje in de maat gelezen en eindelyk gezongen wordende candidaten moesten dan zelf met behulp van stemvork of stemfluitje den toon opzoeken, waarmee het stukje begon. Ook werd gevraagd naar de wijze, waarop de candidaten een liedje aan de kinderen zouden leeren. Het liedje naar eigen keuze werd niet altijd zuiver gezongen, evenmin werd er altijd op de juiste plaats adem gehaald. De keuze van het liedje getuigde niet altijd van goeden smaak. Vooral het maattellen (maatslaan) was dikwijls verward en moest aanleiding geven, dat de candidate later niet goed in de maat las, wat ten gevolge had, dat de maatverdeeling en het muzikale accent in de klem kwamen. Het benoemen der intervallen liet, evenals het treffen, veel te wenschen over. Aan de in het verplicht muziekstukje voorkomende teekens werden niet altijd de technische benamingen gegeven. Een belangrijk deel der candidaten kende geen andere namen dan do, re, mi, fa, sol, la, si. Zulke candidaten noemden de fi en de fis beide fa: de b en de bes beide si, enz., wat bij het zingen telkens moeilijkheid gaf in het treffen van den toon. Bij deze candidaten kon in het geheel geen sprake zijn van het opnoemen van den toonaard, waarin het stukje stond, of van eenige toonladders majeur en mineur. Het zingen van een toonladder met zachten steminzet kon door slechts weinige candidaten worden uitgevoerd. Geschiedde dit goed, dan volgde de vraag: „omschrjjf nu den zachten inzet en wat is het tegengestelde daarvan” Noem een kleine terts-toonladder. Slechts eenige candidaten gaven hierop zonder aarzeling antwoord, terwijl slechts twee zulk een toonladder konden zingen. Bij het verplichte zangstukje werd de keuze gedaan uit de bundels van Weeren, Bender, Eva van Dantzig, en uit de spreuken van Heijblom. 10 VERSLAG BEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1910 | | pagina 1568